In Abruzzo bepaalt de beer
In de Abruzzen regeren de grote zoogdieren, maar zien doe je ze moeizaam. Een Italiaanse safari langs spookberen, schuillynxen en spaghettiwesternwolven.
Zijn kraaloogjes staren nieuwsgierig de lens in. Hij is omhoog geveerd op zijn achterpoten hoog boven het dorre berggras en zijn guitige oortjes staan als twee pluizige schotelantennetjes op zijn blonde kop.
Berggids Paolo Iannicca legt de foto weg en laat zijn vinger over een volgekrabbelde lijst glijden, terwijl hij mompelend de getalletjes optelt. ‘Precies 34’, klinkt het droogjes. ‘De laatste 13 pogingen hebben we 34 beren gespot. Alleen vandaag dus niet.’
Hij wil maar zeggen: de kans dat hij doorgaans beet heeft is zo groot als de kolossale kalksteenformatie waarop zijn knusse observatiehuisje is opgemetseld. ‘Vorige week zagen we er zelfs zes in één keer, maar een garantie is er nooit’, benadrukt Paolo. ‘Dit is geen Afrika waar je even in een luxe jeep langs de dieren wordt gereden. Dit is Abruzzo. De beer bepaalt.’
Beren. Ze zijn de trots van de Abruzzen (of op z’n Italiaans in enkelvoud: Abruzzo), met afstand de groenste regio van Italië en volgens het plaatselijke VVV-kantoortje zelfs van heel Europa. Schiet in Pescasseroli een willekeurige voorbijganger aan en je kan er je geitenwollen bergsokken om verwedden dat ‘ie enkel in liefkozende woordjes over zijn bruinblonde buren zal praten. De fontein aan de gemeentegrens? Beren. De bungelende naambordjes aan de deurposten? Beren. De graffiti? Pootafdrukken van – hoe kan het ook anders – beren.
Het authentieke bergdorpje in het hart van Italië geldt als toegangspoort tot het nationale park Abruzzo, Lazio e Molise, ook al ben je al diep het imposante berk- en dennenwoud binnengedrongen voor je het gat überhaupt kunt bereiken. Pescasseroli – met amper tweeduizend inwoners toch een flinke jongen in de uitgestorven regio – is ook de plek van waaruit Paolo’s natuurorganisatie Ecotur ’s zomers de bergen bedwingt voor een potje bearwatching. Eerst een kwartier het glazuur van je gebit af stuiteren achterin een jeep. Dan een uurtje hiken tot het observatiehuisje op de top van 1835 meter. En tenslotte twee uur met dichtgeritste lippen en een dito windjas door je verrekijker turen of de beesten zich rond de bessenstruiken op de open bergvlakten wagen. Safari met een Italiaanse schwung.
‘Dit is de enige manier om beren te aanschouwen’, legt Paolo zijn groepje reizigers – terug in het observatiehuisje – uit, terwijl hij stukjes bruschetta warmt op een zwartgeblakerd kacheltje en de tafel volzet met schoteltjes biologische streeksalami, -ricotta, -honing en -pecorino. ‘Ze zijn bijna blind, maar hebben een uitstekende neus waardoor ze al zijn gevlucht voor je ooit dichtbij kan komen.’
Tot een confrontatie met mensen is het in alle eeuwen gezamenlijke geschiedenis dan ook nooit gekomen. De Marsicaanse bruine beer of Abruzzenbeer die uitsluitend op de 500 vierkante kilometer van het nationale park rondspookt, staat bekend om zijn blonde plukken, kleine formaat (zelfs mannetjes worden zelden twee meter) en totale gebrek aan agressie.
‘Er leven nog minder dan vijftig exemplaren, waarmee dit de meest met uitsterven bedreigde berensoort op aarde is’, betreurt Paolo. ‘Abruzzo heeft ’s werelds allerhoogste berendichtheid omdat ze eigenlijk meer ruimte nodig hebben. Hun toekomst hangt volledig af van de vraag of ze een plek krijgen in onze moderne maatschappij. Je kan hier ook meer skipistes neergooien, maar dan weet je zeker dat het snel over is.’