Matthijs Meeuwsen

  • HOME
  • KINDERBOEKEN
    • Een slijmzoen voor je oma
    • Wij zijn de nacht
  • OP BEZOEK
  • JOURNALISTIEK
  • OVER MIJ
  • CONTACT

Foto's: Justin Nan

'Je moet het wel zelf doen'

November 07, 2013 by Matthijs Meeuwsen in Salt

Hij kwam, hij zag en zeilde iedereen zoek. Zelfs zijn kielzog leek moeite te hebben om windsurfer Dorian van Rijsselberghe (24) bij te houden tijdens de Olympische Spelen in Londen. En dus staat zijn blik weer gewoon op Rio 2016. Maar nooit met de oogkleppen op. 'Ik wil geen kasplantje zijn.'

“Papa, ik wil Olympisch kampioen worden.”

Het is op Texel – waar anders? – waar een 13-jarige Dorian voor het eerst zijn ultieme toekomstdroom deelt. Prima, vindt papa. En dus zetten de twee meteen een stappenplan op papier. “Wel op de computer, hoor”, lacht Dorian nu, vanaf de kussens van strandtent Paal 17. “Journalisten hopen altijd dat ik nog zo’n romantisch blaadje tevoorschijn kan halen, maar we knalden toen gewoon volle bak met Windows 98. Bovenaan de pagina stond in vetgedrukte en onderstreepte letters het doel: Olympisch kampioen in 2012. En daaronder planden we per jaar de tussenstapjes.”

En met succes. Precies tien jaar na dat tekstbestand krijgt een grijnzende Dorian –  speciaal voor de Spelen zo kaal als een krabbenrob – vorig jaar daadwerkelijk het Olympische goud omgehangen. De week ervoor heeft hij op het water van het Engelse Weymouth zo genadeloos dominant gevaren dat het woord ‘overmacht’ eigenlijk niet eens voldoet. Waar zeilwedstrijden in de RS:X klasse (het windsurfen dus) na tien rondes doorgaans pas worden beslist in de afsluitende medal race, is Dorian al twee races voor het eind onmogelijk meer bij te halen. Nederland maakt kennis met een kleurrijke clown of – dixit Mart Smeets – “een vrolijke flapuit zonder complexen”. Propellerpetje op. Klompen aan. Of een bont ruitjespak in een zee van driedelig zwart tijdens het Sportgala. Je zou bijna vergeten met een absolute topsporter te maken te hebben, die na trainingen wel eens kotsend van vermoeidheid uit de branding strompelde.

“Dat kleurrijke kleeft een beetje aan onze sport”, beseft Dorian. “Als je tussen alle zeilklasses loopt, pik je de surfers er zo uit. Maar wij hebben ook gewoon dopingcontroles en de hele mikmak; dat hang loose imago van stikkies roken en uitslapen is er op het Olympische niveau echt niet bij. Die vooroordelen moet ik af en toe dus wel de kop indrukken, maar aan de andere kant speel ik het spelletje soms ook mee. Als iemand beweert dat ik zo’n gemakkelijk leven heb, kun je daar keihard tegen in gaan, maar je kunt ook zeggen: ‘ja man, jij doet echt wat fout’. Klaar.”

Jezelf nooit te serieus nemen: het is ook de sociale smeerolie in zijn ‘Wolfpack’ van professionele windsurfers, die met coach Aaron McIntosh samen de wereld over reizen. “Zet ons bij elkaar en je krijgt van die hele droge, superslechte testosteronhumor. We nemen iedereen in de zeik, ons zelf nog wel het meest. Maar altijd met een knipoog, hè.”

Beer op de weg
Hij was amper zeven jaar toen hij voor het eerst op de plank stond, maar zelfs voor die tijd was hij op thuiseiland Texel al voortdurend in de branding te vinden. Zijn vader en oudere broer surften al eerder, en toen de jongste telg eenmaal zijn zwemdiploma’s had mocht ook hij zich eindelijk in een wetsuit wurmen. Eerst zittend bij papa op de plank. Daarna staand, de wind vol in zijn toet. Liefde op het eerste gezicht. 

“Een hoop sporten zijn volledig gebaseerd op je eigen kracht, maar bij windsurfen moet je met jouw kracht een element zien te benutten om vooruit te gaan. Dat vind ik mooi. De natuur is een onzekere factor, de wind is nooit hetzelfde. Kijk, bij mountainbiken kun je ook een verkeerde lijn kiezen, maar er springt vervolgens geen beer op de weg die je tactisch moet zien te omzeilen.”

Het is de liefde voor de elementen die hem met de kwarklepel werd ingegoten op de biologisch-dynamische zorgboerderij van zijn ouders. Tot zesduizend potten werden er wekelijks gevuld, maar Dorian was voornamelijk tussen de koeien in de stal te vinden of speelde met zijn vriendjes in het bos. Hutten bouwen. Takken slijpen. Skelters timmeren. “Tot mijn dertiende was ik namelijk nog echt een mooi-weer-surfertje”, herinnert Dorian zich. “Al werd ik stapje voor stapje steeds gedrevener. Ik herinner me nog de zogenaamde IJspegeltroffee tijdens een superkoude winter. Toen ik dat glimding zag staan, heb ik de hele week niet gepiept.”

Het goedlachse talent toont ook al snel het relativeringsvermogen van een ervaren zeerot. Sportjournalisten die vragen naar zijn doel, krijgen het antwoord “héél erg gelukkig worden”. En als door domme pech zijn titelkansen worden ontnomen, volgt al snel de berusting. 

“Het is waarschijnlijk het gevolg van het hartinfarct van mijn vader, toen ik een jaar of acht was”, verklaart Dorian. “Sindsdien ben ik me nogal bewust dat niet alles vanzelfsprekend is. Door die relativering kan ik veel meer genieten. Soms zit het mee, soms zit het tegen, dus wat we nu hebben moeten we nu omarmen. Plezier is altijd de grootste drijfveer gebleven.”

De oogkleppen weigert hij dan ook op te zetten, waar veel topsporters zich juist volledig opsluiten in hun eigen bubbel. “Ik wil geen kasplantje zijn. Dan mis ik zoveel mooie dingen, dat is zonde. Vrienden. Familie. Herinneringen. Het is uiteindelijk veel belangrijker dan zo’n gouden plak.” Met een aangedikt hillbillyaccent: “The road is way more important than the destination.” 

En dus slingert een gesprek met Dorian van Rijsselberghe voortdurend uit de bocht richting gespreksonderwerpen waar hij enthousiast over is. Inspiratie vindt hij immers overal. In student Boyan Slat bijvoorbeeld, die een spinnenweb van drijvende platformen ontwierp om 7.250.000 ton plastic uit zee te zuiveren (“Geweldig!”). In Marianne Vos, die zich helemaal kapot fietst (“Prachtig!”). Of in die man met taaislijmziekte, gisteravond op tv. “Die gozer had nieuwe longen gekregen. Nieuwe longen! Hij deed mee aan de Transplant Games of zo en schaatste de alternatieve Elfstedentocht. Dan wees ‘ie bij de finish omhoog naar zijn donor. Kom op, dat zijn toch prachtige dingen?”

Hocus pocus
Hij wrijft even over de armen. “Ik heb geen enorme spierballen. Ik ben lang. Planky. Ik probeer altijd biologisch te eten en gebruik geen voedingssupplementen van grote farmaceutische bedrijven.” Ook het krachthonk mijdt hij zo veel mogelijk. Liever traint hij met zijn kop in de wind tijdens een potje suppen of een rondje stoempen op de mountainbike. En dan is er nog zijn “hocus-pocus-dame” in Nieuw-Zeeland, die via opgeplakte elektroden de stress in zijn lichaam zou kunnen opsporen en wegnemen (onderdeel van de alternatieve geneeswijze bioresonantie). 

“Windsurfen is een echte ervaringssport. Op den duur weet je gewoon dat je redelijk snel kan varen, redelijk goed kan pompen en met alle omstandigheden uit de voeten kan. De mentale uitdagingen zijn dan eigenlijk veel groter dan de fysieke. Daar ging ik vroeger ook vaak de mist in. Sommige sporters zijn in tien seconden klaar, maar als windsurfer moet je een week lang de focus vasthouden. Dat kon ik niet. Dan ging ik tijdens een race als laatste om een boei heen en deed ik al nauwelijks mijn best meer om terug te komen. Inmiddels put ik daar juist kracht uit. Elke plekkie telt.”

Vader Marc van Rijsselberghe: “Als je alle wedstrijden analyseert, zie je dat Dorian eigenlijk alleen maar van zichzelf kan verliezen.” 

Concurrent Nick Dempsey: “Wanneer Dorian op het beste van zijn kunnen is, kunnen we alleen maar voor de tweede plek meeracen.” 

Zoals in Weymouth bijvoorbeeld. Dorian: “Tijdens de Spelen viel alles op zijn plek; ik voelde een enorme rust. Het was alsof je met je voeten in het strand staat, pal aan de waterlijn. Er komt een enorme golf op je af, maar je weet zeker dat je tenen droog blijven.”

Maar ook na zijn Olympische zegereeks wordt zijn mentale kracht nadrukkelijk op de proef gesteld. Deze zomer nog, als wordt getest met een rigoureus aangepast puntensysteem met veel meer gewicht op de slotrace. Getergd: “Het is alsof je Tiger Woods en zijn concurrenten na 18 holes op een midgetgolf baan zet en zegt: ‘nou, wie het netje raakt heeft gewonnen.’”

Het zijn de stuiptrekkingen van een sport die zijn hoogtijdagen al bijna drie decennia achter zich heeft, beseft Dorian. Windsurfen moet cameragenieker, vinden de zeilbobo’s; één van de redenen dat de sport in Rio maandenlang leek plaats te moeten maken voor kitesurfen. “Na Londen hebben we ons meteen vol op het kiten gestort en na drie weken had ik de helft van de vloot er al afgezaagd. Het was een waanzinnige uitdaging, dus ergens vind ik het best jammer dat de keuze weer werd teruggedraaid. Als beide sporten Olympisch zouden zijn geworden, had ik er nog flink over na moeten denken. Maar nu heb ik van de ene op de andere dag weer mij surfplank uit de container gehaald en mijn vlieger opgehangen.”

Maar valt Londen in Rio in godsnaam nog wel te overtreffen? “Na de Spelen dacht ik een lange tijd dat ik het aan mijn status verplicht was om voortaan altijd eerste te worden. Maar die onrust voel ik nu niet meer. Als ik er alles uit mijzelf heb gehaald en niet win, is een ander gewoon beter. Ook straks in Rio.”

Ballerinaatje
Hij pielt wat met een app op zijn telefoon en toont op een plattegrond waar zijn familie zich bevindt. “Kijk moeders is daar… broeders is hier… en ook die ouwe is nog op het eiland.” Het moge duidelijk zijn: de Van Rijsselberghetjes zijn trouw aan hun roots. Ook Dorian peinst er niet over om te verkassen naar “de overkant”. Zeker niet sinds zijn huldiging na de Spelen, toen hij pas naar bed ging nadat bijkans elke eilandbewoner persoonlijk was bedankt en een lokaal omaatje zelfs jubelde dat hij meer tijd nam dan Sinterklaas. 

“Ze waren hier helemaal doorgedraaid”, glundert Dorian. “Heel Texel stond als een blok achter me. Ik woon hier al mijn hele leven en ik kan me ook geen betere plek voorstellen om oud te worden.”

Toch weet hij als geen ander dat de afgelegen locatie ook een nadeel kan zijn. Talloze keren reden zijn ouders in zijn jeugd veerpont het Schulpengat op, Dorian en broer Adriaan op de achterbank, voor surfwedstrijden door heel het land. Vandaar ook het doel van zijn eigen Dorian Foundation: het ondersteunen van jong sporttalent met een geografische beperking. 

Glunderend: “Er is bijvoorbeeld een meisje van Texel, een ballerinaatje, die in Amsterdam naar een balletschool moet en van die puntschoenen en een tutu nodig heeft. Nou, dat vind ik mooi. Natuurlijk gaan we jou helpen! Ik zie in zo’n hummeltje heel veel van mijzelf terug. Haar vriendinnen zitten alleen maar met hun iPhone te spelen, maar zij wil gewoon dansen. De beste worden! En ze gaat er honderd procent voor.”

Want juist dat laatste, daar schort het nog wel eens aan, besluit hij. “Iedereen mag dromen, dat is misschien wel mijn belangrijkste advies. Want waarom zou je als accountant achter je bureau moeten zitten als je liever brandweerman bent? Maar het begint wel bij jezelf. Er komen soms gasten naar me toe die ook de top willen bereiken, maar als ik dan voorstel om samen te gaan trainen, gaan ze liever naar een feestje. Ja, dan houdt het ook op. Je moet het wel zelf doen.”

(LEES ALS PDF…)

November 07, 2013 /Matthijs Meeuwsen
Salt
  • Newer
  • Older