In het diepe
Als oorlogsfotograaf zwierf hij van brandhaard tot brandhaard. Als modefotograaf stonden de mooiste modellen voor zijn lens. Maar Amos Nachoum (66) wilde slechts één ding vastleggen: de schoonheid van witte haaien, orka’s en ander groot onderwaterwild. Oog in oog, zonder kooi of zelfs duikflessen. Gevaarlijk? Jij zegt het.
Als Amos over zijn schouder kijkt, ziet hij dat de ijsbeer hem nog steeds achtervolgt. Hem was verteld dat de dieren zelden dieper duiken dan een meter of drie, maar hij is inmiddels op tien meter diepte en de ijsbeer zit hem nog altijd op de hielen. Zijn machtige klauwen zijn zo dichtbij dat hij de vlijmscherpe nagels kan tellen. Op twintig meter: nog steeds die verrekte beer. Vijf meter verder: zelfde verhaal. Totdat de ijsbeer ineens roerloos in het water blijft hangen en hem van een afstandje bestudeert. Amos voelt zijn hart tekeer gaan in zijn borstkas. Hij hoort de luchtbellen veel te snel ontsnappen uit zijn mondstuk. De ijsbeer lijkt zijn opties te overwegen. Een witte vlek in het eindeloze blauw. Terug omhoog of dieper duiken?
Magie
Opgroeiend in de Israëlische havenstad Jaffa werd de kleine Amos al gegrepen door de oceaan. Als de wind goed stond kon hij de zilte bries van de Middellandse Zee ruiken in zijn slaapkamertje. Wanneer hij zijn kans schoon zag, spurtte hij dan ook richting het strand. Schelpen zoeken. Zwemmen. De strandwacht helpen. Duiken met de lokale speervissers; zo lang mogelijk op één ademteug onder water blijven. Meestal moest hij echter doen wat er thuis van hem gevraagd werd. Israël was geen land waar ook maar iemand zat te wachten op de mening van een kind. Stilzitten en je mond houden. Punt.
In huis was er slechts één zaak dat zijn aandacht wist te trekken: de fototoestellen van zijn vader; zware balgcamera’s met een overdaad aan koper en chroom. En de bijbehorende foto’s uit Parijs, Londen, Rotterdam; geschoten in grofkorrelig zwart-wit toen Nachoum senior tijdens de tweede wereldoorlog als beroepsmilitair door Europa trok. “Met een camera kun je een moment in de tijd vastleggen dat zich nooit meer zal herhalen”, glundert Amos. “Voor mij was en blijft dat pure magie.”
Pa en moe Nachoum hebben een duidelijk pad voor ogen: hun zoon zal een vooraanstaande ingenieur worden. Amos zelf heeft echter andere plannen: de fotografie lonkt. Hij is twaalf jaar jong als hij voortdurend met zijn hond en een van zijn vaders oude camera’s het veld in trekt om foto’s te maken. Het zorgt voor wrevel binnen het gezin, maar Amos is niet van plan zich langer opzij te laten zetten. “Fotografie werd mijn manier om aan het strikte regime van thuis te ontsnappen. Ik was nog jong, maar ik had het gevoel dat ik wat te zeggen had. Toen ik foto’s begon te nemen, gingen mensen die me nooit hadden zien staan me ineens vragen stellen. Mijn foto’s werden mijn manier om te communiceren met de wereld.”
Rwanda
De Israëlische staat lijkt na zijn achttiende verjaardag echter roet in het eten te gooien. Net als al zijn landgenoten wordt Amos opgeroepen voor de dienstplicht. Hij klimt snel op tot in het elitekorps van het leger. Maar overal waar hij gaat, gaat zijn camera mee. Zijn foto’s blijven niet onopgemerkt. Nog voordat zijn diensttijd er goed en wel op zit, hangen de tijdschriftenredacties en fotobureaus aan de lijn met het verzoek om nog meer conflictgebieden op de gevoelige plaat vast te leggen. De militair rolt moeiteloos de professionele oorlogsfotografie binnen. Hij fotografeert het bloedvergieten in Bosnië. Hij fotografeert de gruwelijke genocide in Rwanda. Hij stopt. De herinneringen staan nog altijd op zijn netvlies, maar erover praten doet hij nauwelijks. Voor het eerst in het gesprek lijken de pretoogjes wat te doven. De spraakwaterval stokt. “De oorlog had me nooit echt aangetrokken”, klinkt het na enig aandringen. “Ik haalde er geen enkele genoegdoening uit. En belangrijker nog: ik zag niet in hoe mijn foto’s de situatie ooit zouden verbeteren. Kijk wat er nu gebeurt in Syrië. Je kunt nog zoveel bominslagen, uitgebrande bussen of kapotgeschoten steden fotograferen; maar verandert het beleid er door? Ik geloof helaas van niet. Het was goede business; ik voelde het resultaat op mijn bankrekening. Maar ik voelde het niet in mijn hart.”
Een kort avontuur als modefotograaf brengt dezelfde conclusies. De feestjes, de glamour, de vrouwen; na een paar maanden komt het je neus uit, verzekert Amos. “Ja, ik kon dat leven voortzetten en langzaam huizen en auto’s gaan verzamelen. Maar wat heeft dat voor zin? Ik verzamel liever herinneringen.”
Man overboord
Amos en zijn camera zwerven drie jaar lang de wereld over. Tot hij in 1980 een van de uitverkorenen is die wordt toegelaten tot de prestigieuze filmschool van de New York University. Hij krijgt lessen van Martin Scorsese, Woody Allen en Francis Ford Coppola. Maar hij kan het studiegeld niet ophoesten, hoe hard hij ’s nachts oog bijklust als taxichauffeur in de betonnen jungle van Manhattan.
Hij besluit aan te kloppen bij een lokale duikschool. Niet om het kunstje te leren – als lid van de Israëlische special forces heeft hij zich al bekwaamd in het duiken onder de moeilijkste omstandigheden – maar simpelweg om zijn Engels te verbeteren en een zakcentje te verdienen. Bladerend in een stapel duiktijdschriften valt aldaar het kwartje: hij is vastberaden de rest van zijn leven te wijden aan het vastleggen van de grootste onderwaterwezens op aarde.
“De tijdschriften en koffietafelboeken stonden destijds propvol met macrofotografie van prachtige visjes op prachtig gekleurd koraal”, herinnert Amos zich. “Alle berichtgeving over de giganten van de oceanen was daarentegen negatief en vol slechte foto’s of, door gebrek daaraan, zelfs enkel illustraties. Een goede wildlifeplaat doet naar mijn mening meer dan alleen het dier laten zien. Het is een toonbeeld van zijn gedrag. Maar dat soort foto’s bestonden gewoonweg niet van orka’s en witte haaien.”
Zijn vuurdoop als zelfverklaarde ‘megafaunafotograaf’ beleeft hij, net dertig jaar, op een duiktrip naar de Malediven. “We zagen een groep orka’s onder de boot doorschieten, waardoor de organisatie meteen doodsbenauwd was dat ons wat zou overkomen. Niemand mocht het water in.” Grijnzend: “Ik zette toen snel mijn masker op, riep “man overboord” en liet me achterover van de boot af vallen.”
Angst? Natuurlijk was hij bang, benadrukt Amos. “Het was zenuwslopend omdat het moeilijk was om los te komen van de gedachtes in mijn hoofd. Ook ik was van kinds af aan gevoed met het idee dat orka’s bloeddorstige dieren zijn. Maar als ik in het moment leefde en keek naar wat zich daadwerkelijk voor mijn ogen afspeelde – een stel orka’s dat gracieus op reuzenmanta’s jaagde – was er niets wat er op wees dat ik ook maar een greintje gevaar liep. Ik moest me losweken van alle vooroordelen. Toen ik daar eenmaal in slaagde, was ik verkocht.”
Doodswens
Als Amos lezingen geeft om over zijn ervaringen te vertellen, vraagt hij zijn publiek bij aanvang altijd om op te staan en zich goed uit te schudden. Eerst de benen. Dan de armen, de billen, de heupen en het hoofd. Natuurlijk is het een gebbetje om het publiek bij de les te krijgen, maar daarachter gaat wel degelijk zijn belangrijkste boodschap schuil. Hij wil dat zijn toeschouwers alle aannames losschudden die ze ooit hebben geleerd over vermeend gevaarlijke dieren als de witte haai, de orka en het zeeluipaard. “Onze collectieve angst voor die dieren is grotendeels aangeleerd”, meent hij. “Het begint al bij ons taalgebruik. We hebben het over de killer whale en de man eating shark. Onzin. Zelfs de benaming ‘wilde dieren’ is verkeerd. Wilde dieren bestaan niet. De natuur waarin ze leven is hun thuis. Dat is ook de schoonheid van die dieren: ze zijn zo volmaakt ontworpen voor de omgeving waarin ze leven dat we er alleen jaloers op kunnen zijn en ervan kunnen leren.”
Hij heeft de foto’s om zijn gelijk te onderschrijven. Het zeeluipaard dat hem in de wateren bij Antarctica een gedode ezelspinguïn aanbood. De jonge orkamoeder die uit rouw haar overleden kalf meedroeg in haar bek. De nijlkrokodil, sereen rustend in het water van de Okavangodelta. “Toen ik voor het eerst ging duiken naar krokodillen, deed de duikwereld alsof ik niet goed bij mijn hoofd was”, weet Amos. “Mensen noemden me een adrenalinejunkie of riepen dat ik een doodswens had. Maar niemand realiseerde zich dat het water in Botswana zo troebel is dat krokodillen er haast geen hand voor ogen zien. En nog belangrijker: krokodillen vallen nu eenmaal zelden tot nooit aan onder water. Ze jagen altijd aan het oppervlak. Als ze onder water hun bek openen om je te grijpen, lopen ze immers het risico op water binnen te krijgen en te verdrinken. Dat gaat al 100 miljoen jaar zo.”
Hij wil maar zeggen: de onwetendheid regeert bij discussies over gevaarlijke diersoorten. “Kennis en nabijheid zijn de vijanden van alle angsten. Zo was het ook met mijn werk als oorlogsfotograaf; conflicten tussen mensen ontstaan doordat mensen te weinig over elkaar afweten en afgaan op stereotypen. Onze houding ten opzichte van veel dieren is niet anders.”
Bewusteloos
Het geldt misschien wel het meeste voor de witte haai, het dier dat met zijn vervaarlijke bek vol scheermestanden de mens al eeuwenlang schrik aanjaagt. “We hebben een ongelofelijk slechte perceptie van de witte haai”, benadrukt Amos. “En er verandert niets aan dat beeld omdat bijna niemand bereid is om dat beeld te beproeven. Zodra er ergens een surfer wordt aangevallen, wordt er tot op regeringsniveau geroepen om witte haaien preventief af te schieten. Maar als je puur naar de feiten kijkt, zie je dat 95 procent van de aanvallen plaatsvindt in de buurt van zeehondenkolonies en altijd vroeg in de ochtend of aan het eind van de middag. Moeder Natuur heeft de haai namelijk het inzicht gegeven om te jagen op het moment wanneer dat voor hem het meest kansrijk is: als het licht zo staat dat de haai het silhouet van de zeehond ziet – of denkt te zien, in het geval van de onfortuinlijke aanvallen op surfers – maar de zeehond de haai in de diepte maar moeilijk kan zien. Alleen is dat precies het moment van de dag dat de meest surfers met hun plank het water in gaan. Maar hebben wij als mens dan geen verantwoordelijkheid om ons gedrag wat af te stemmen zodra we ons in het huis van de haai begeven?”
Zelf duikt Amos inmiddels al meer dan 35 jaar met witte haaien. Hij is wars van ijzeren kooien, prikstokken of andere beschermende maatregelen. “Ze hebben geen probleem met ons. Het probleem is dat we nooit de tijd hebben genomen om ze echt te leren begrijpen. Als je ze gaat lokken met brokken vlees, en die vlak voor hun neus uit het water trekt om de gewenste foto te creëren, raken ze geïrriteerd. Maar ja, je Duitse herder zou thuis op de bank precies hetzelfde reageren. Ik heb wel de tijd genomen om me in ze te verdiepen. Het zijn nieuwsgierige wezens, meer niet. Ik kan ze zo in de ogen kijken. Niets aan de hand.”
Hij lacht voor de zoveelste keer zijn gulle lach. “Och, misschien heb ik makkelijk praten”, relativeert hij ineens. “Ik heb geen vrouw, geen kinderen, geen schulden bij de bank; er is nooit iets geweest wat me heeft tegengehouden om mogelijke gevaren op te zoeken. Maar weet je wat het meest serieuze is wat me in die 35 jaar is overkomen? Ik ben op een boot bij Antarctica van de trap gelazerd en met een helikopter afgevoerd. En vorige week had ik weer zo’n ongelukje toen ik uitgleed en een spier in mijn dij scheurde. Ruim 35 jaar tussen de haaien heb ik geen schrammetje opgelopen, maar in mijn eigen woonkamer word ik geveld.”
IJsbeer
Natuurlijk er was dat ene akkefietje met die ijsbeer, zo’n elf jaar geleden voor de Canadese kust. Het stond al decennia op zijn verlanglijstje om vanuit de diepte foto’s te nemen van zwemmende ijsberen in hun natuurlijke omgeving. Maar toen was er ineens de sterke stroming, verloor hij zijn mededuiker uit het oog en kon de ijsbeer zijn aandacht volledig op Amos richten. “Wat die ijsbeer bezielde toen hij me achtervolgde? Ik pretendeer niet het antwoord te weten dat enkel in zijn hoofd zat. Misschien had hij al wekenlang niet gegeten. Misschien was hij gewoon nieuwsgierig. Wie zal het zeggen. Ik weet alleen dat hij na 27 meter diepte weer besloot om terug te keren. En dat ik daar heel erg opgelucht over was.”
Maar Amos bleef uiteraard vastbesloten om alsnog zijn gedroomde ijsbeershots te maken. Vorig jaar februari was het zo ver; een moederbeer nam haar twee welpen pal voor zijn lens op zwemles. De roemruchte roofdieren staren argeloos de camera in en lijken ineens knuffelbaar als een kermiskraam vol teddyberen. Vintage Nachoum. Het zijn dit soort iconische beelden waarmee hij al talloze expedities voor National Geographic bekroonde, werd gelauwerd door de BBC en het voorbeeld werd van een hele generatie diepzeefotografen. Als Poseidon een hoffotograaf zocht, zou Amos Nachoum bovenaan zijn bellijst staan.
Freediven
Maar is bigger echt altijd better? Hij krabt even achter zijn grijze haren. “Ik vrees dat ik moet toegeven van wel, ja. Maar het gaat niet puur om de omvang van de dieren, maar meer om de uitdagingen waarmee dit gepaard gaat. Iedereen kan op een rif een clownsvis schieten. Maar een blauwe vinvis van 20 meter lang blijft continu in beweging; je moet flink trappelen met je flippers om hem ook maar eventjes bij te houden. Bovendien fotografeer ik walvissen bij voorkeur zonder persluchtflessen. Scubadiving wordt overschat; freediven is zóveel mooier. Niet alleen door de fysieke uitdaging om alles op één ademteug te doen. Veel meer nog door het mentale aspect. Meer dan vijftig jaar nadat ik in Jaffa voor het eerst met de speervissers ging freediven, leer ik nog elke duik hoe ik mijn geest beter kan beteugelen.”
Les twee van de methode Nachoum: neem je tijd. “De eerste dagen van een expeditie observeer ik de dieren alleen maar. Ik wil ze begrijpen. Weten wat ze gaan doen, voordat ze het gaan doen. Wachten, wachten, wachten. Soms kom ik na twee, drie reizen naar eenzelfde plek terug met nog geen handvol foto’s. Geloof me, geen onderwerp geeft voor een fotograaf zoveel voldoening als moeder natuur. Maar je moet wel eindeloos geduld hebben.”