'Stropers zijn geen superhackers'
De bescherming van bedreigde diersoorten leunt steeds meer op innovatieve technologie. Een van de kartrekkers is het Nederlandse Smart Parks, dat stropers bestrijdt met slimme sensoren.
„Kijk, dit zijn de puppy’s.” Laurens de Groot, medeoprichter van de sociale onderneming Smart Parks, klapt zijn koffer open zoals een huis-aan-huisverkoper trots zijn stofzuigers demonstreert. In een bedje van schuimrubber ligt een verzameling matzwarte apparaatjes uitgestald. Wildlifetrackers. De kleinste exemplaren – ongeveer zo groot als twee suikerklontjes – werden in oktober voor het eerst geïmplanteerd in de hoorns van neushoorns in het Malawische Liwonde. De grootste – net wat kleiner dan een pakje bakboter – hangen sinds maart om de nek van olifanten in hetzelfde nationale park. Maar Smart Parks ontwikkelde ook al sensoren voor ondermeer cheeta’s, leeuwen en wilde honden.
Al sinds de jaren ’60 worden wilde dieren uitgerust met zenders die hun omzwervingen bijhouden. De laatste dertig jaar drijven die veelal op gps. Elke keer dat de locatie wordt achterhaald en doorgeseind moet er verbinding worden gemaakt met een satelliet, ruim 20.000 kilometer hoger. Nadeel: een torenhoog energieverbruik. Vandaar dat de locatie maar een paar keer daags wordt doorgegeven en de batterij gemiddeld binnen twee jaar leeg is. Waarna een olifant of leeuw moet worden verdoofd voor het plaatsen van een nieuwe zender; stressvol voor het dier, peperduur voor de parkbeheerders.
De zenders van Smart Parks versturen hun data via een zogeheten LoRaWAN-netwerk, de techniek die het fundament vormt onder het Internet of Things. Voorwerpen met weinig vermogen worden voorzien van draadloze sensoren die piepkleine datapakketjes verspreiden binnen een weids netwerk van zendmasten. Handig wanneer je bijvoorbeeld je gestolen fiets wilt lokaliseren in een grote stad. Of je olifant dus. „Tegen een fractie van de kosten van een gps-zender kan een LoRaWAN-sensor acht jaar lang elk kwartier zijn locatie doorspelen”, legt De Groot uit. „Of meer dan dertig jaar, bij een interval van eens per uur. Het is een kwestie van tijd voordat dieren nooit meer dan eens in hun leven gezenderd hoeven te worden.”
Geweerschoten
En dat is geen overbodige luxe, aangezien het aantal bedreigde diersoorten op de IUCN Rode Lijst sinds 2000 verdriedubbelde tot 30.178. Van zeker 515 soorten resteren zelfs minder dan duizend exemplaren, waarschuwden wetenschappers onlangs in het prestigieuze tijdschrift PNAS. In menig wildpark zijn natuurbeschermers ondertussen nog volledig afhankelijk van de observaties van rangers in het veld. Die lopen vaak achter de feiten aan. Het gebied is te groot. De dieren te onvoorspelbaar. De slopers te sluw; om hun sporen uit te wissen overgieten ze gestroopte kadavers bijvoorbeeld met gif zodat rondcirkelende gieren de rangers niet langer alarmeren.
De Groot begon ShadowView, de voorloper van Smart Parks, in 2012 na een carrière als rechercheur bij de milieupolitie en een tumultueus avontuur bij milieuorganisatie Sea Shepherd; waar hij wereldnieuws werd toen hij werd overvaren door Japanse walvisjagers. Aanvankelijk legde de startup zich jarenlang toe op surveillance per drones. Inmiddels is de overtuiging dat een scala aan sensoren op de grond parkbeheerders een beter vogelperspectief biedt op hun eigen terrein; zonder dat er diepe zakken of ingewikkelde trainingen nodig zijn. De hightech halsbanden zijn slechts een deel van de slimme snufjes die informatie doorsturen naar een centrale control room.
Natuurlijk dragen de stropers zelf geen zender op hun rug. Maar ze kunnen wel worden opgemerkt door bewegingssensoren bij de parkgrenzen of akoestische sensoren die geweerschoten opmerken. Of het valt beter te voorspellen waar ze zich zullen ophouden, omdat slimme watermeters doorseinen of een drinkpoel zuiver genoeg is om dorstige dieren te lokken. „We maken nu ook enorme stappen op het gebied van kunstmatige intelligentie en machine learning”, glundert De Groot. „Foto’s zijn veel te groot om te versturen over een LoRaWAN-netwerk. Maar een bewegingsgevoelige bushcamera kan wel op het apparaat zelf een analyse maken en aan de bel trekken als hij een stroper herkent. Nu ziet een ranger die beelden pas als hij na weken een keer de geheugenkaart verwisselt.”
Obstakels
Zambia, Tanzania, Rwanda, Kenia, Namibië; in tal van Afrikaanse landen werden inmiddels natuurgebieden getransformeerd tot smart park. Sindsdien is de stroperij er volgen Smart Parks tot het nulpunt gedaald. Maar ook de Noord-Hollandse Kennemerduinen gelden als proeftuin; om er de bewegingen van wisenten, konikpaarden en Schotse hooglanders te monitoren, zijn deze grazers uitgerust met dezelfde sensoren. Volgens De Groot ontwikkelt de techniek zich ondertussen haast volgens de Wet van Moore, die stelt dat de snelheid van computerchips elke twee jaar verdubbelt. Achter de schermen wordt al volop geschaafd aan de heilige graal: sensoren die gewoon onder de huid van elk willekeurig dier geïmplanteerd kunnen worden. „Veel parkbeheerders zijn nog wat huiverig voor sensoren aan halsbanden”, erkent De Groot. „Bezoekers die duizenden euro’s hebben betaald voor hun safari willen ze niet afschepen met een veredeld Beekse Bergengevoel. Ik snap het; zo’n leeuw heeft nog net geen belletje om zijn nek.”
Een andere uitdaging: in dichtbegroeide oerwouden stuiten LoRaWAN-signalen nog letterlijk op te veel obstakels. Om dit soort puzzels te kraken, deelt Smart Parks de blauwdruk van zijn sensoren open source op internet. Dankzij dit OpenCollar initiatief kan iedereen met kennis van zaken vanachter zijn computer bijdragen aan het verbeteren van de techniek. Bang voor meeglurende stropers is de onderneming niet. Waar de radiogolven van traditionele trackers eenvoudig opgepikt kunnen worden, worden LoRaWAN-berichten meermaals versleuteld met codes van 128 tekens. „Stropers zijn geen superhackers”, stelt De Groot. „Als het ze al zou lukken om ooit een bericht te ontcijferen, is de neushoorn tegen die tijd dood door ouderdom.”