Handje drukken in het hoofd
Je kunt je lichaam nog zo sterk maken of nog zoveel talent hebben, zonder mentale spierballen is elke atleet of avonturier kansloos. Maar waar komt die brain power vandaan? En valt het ook te trainen? Voor Salt magazine dook ik in de diepe krochten van de wilskracht. Bijna letterlijk.
Hoe lang zal ik al onder water zijn? Dertig seconden? Veertig? Veel te kort in ieder geval. Mijn lijf vertoont nog geen spoortje van zuurstoftekort, maar mijn hoofd schreeuwt al om adem. “Laat je armen maar ontspannen hangen”, hoor ik freedivecoach Nanja van den Broek van boven het wateroppervlak. Ik zoek geforceerd naar focus, maar in mijn kop kolkt een maalstroom aan gedachtes. Waarom heb ik geen grotere hap lucht genomen? Wat zal ze wel niet van me denken als ik nu al boven kom? Waarom verkrampt in godesnaam mijn lichaam zo? Niet opgeven, denk ik. Nog even verdomme. Maar voor ik er erg in heb, heb ik al naar adem gehapt. “Dat sloeg helemaal nergens op”, hijg ik verontschuldigend. “Volgens mij zat ik nog niet eens op een minuut.” Ik baal van mijn eigen wanprestatie. Daar lig je dan, op dinsdagochtend in een duiktank in Hillegom. Hoge verwachtingen, maar met de wilskracht van een weekdier.
Obstakels
Wilskracht. Het was dit ene woord dat door mijn hoofd bleef zoemen na het interview met oceaanzwemster Diana Nyad. “Je kunt je lichaam nog zo hard trainen”, had ze me gezegd. “Nog zoveel talent hebben. Of ervaring. Of geluk. Uiteindelijk valt het allemaal in het niet bij die ene sleutelfactor tot succes: wilskracht. Ik weet geen andere reden waarom het mij uiteindelijk gelukt is om van Florida naar Cuba te zwemmen.”
Maar hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat een 64-jarige seniore de wilskracht vindt om 53 uur door de meest godsonmogelijke wateren ter wereld te bikkelen (om nog maar te zwijgen over de duizenden trainingsuren), terwijl ik – nog niet eens de helft zo oud – in het eerste de beste regenbuitje vaak een valide reden zie om mijn hardlooprondje vroegtijdig af te blazen? Waarom word ik soms na één kilometer al overspoeld met de overtuiging dat de komende negen volledig kansloos worden, terwijl ik de andere keer met fysiek veel mindere benen fluitend een halve marathon loop? Wat heeft Diana Nyad wat ik ontbeer; en met mij waarschijnlijk miljoenen anderen?
“Ons lichaam is evolutionair prima in staat tot trage, ellenlange afstanden”, weet Diana. “Het probleem is het moderne brein, dat heeft veel meer moeite met die eentonigheid en eenzaamheid. Sommige onderzoekers geloven dat wilskrachtige mensen een afwijking in de hersenen hebben: als hun lichaam bij grote inspanning aan de rem begint te trekken, kan hun hoofd deze signalen overschrijven en het lichaam laten functioneren voorbij een grens die voor de meeste mensen gevaar zou kunnen betekenen. Of die hypothese waar is en ik mijn prestaties ook dank aan een genetische component? Ik durf het werkelijk niet te zeggen.”
Voor de nodige wetenschappelijke context spreek ik af met Hugo Alberts, die als docent psychologie aan de Universiteit van Maastricht veelvuldig onderzoek deed naar het onderwerp. “Wilskracht is een complex begrip”, vindt hij. “Het is per definitie gerelateerd aan obstakels. Aan de ene kant kunnen dat fysieke obstakels zijn: bijvoorbeeld de drang die je voelt om te stoppen als je tijdens het bergbeklimmen pijn begint te voelen. Aan de andere kant mentale obstakels: de wilskracht die op zo’n berg nodig is om twijfels te overwinnen, maar ook gewoon om op een verjaardag een stuk taart af te slaan.”
Marshmallow
Maar is er echt zoiets als een tsjakka-gen? Een erfelijk rugzakje wiens dragers gemakkelijker kunnen doorbijten als de man met de hamer opdoemt? “Een genetische component is nooit bewezen”, onderstreept Hugo. “Wel weten we uit onderzoek dat er bij jonge kinderen al een groot verschil is in wilskracht. We zien dit bijvoorbeeld in onderzoek naar delay of gratification. In een klassiek experiment kregen vier jaar oude kinderen een marshmallow te zien en werd hun de volgende keuze geboden: druk op de bel, dan komt de proefleider en mag de marshmallow gegeten worden of wacht tot de proefleider terugkomt en ontvang twee marshmallows. Wat blijkt: sommige kinderen grijpen na een paar seconden al naar die marshmallow, terwijl andere het eenvoudig vijftien minuten volhouden.”
De kinderen die de marshmallow kunnen weerstaan kampen later in het leven ook minder vaak met criminaliteit, geldproblemen of overgewicht. De Amerikaanse psycholoog Roy Baumeister verbaast het allerminst. ’s Werelds meest toonaangevende wilskrachtonderzoeker – ook wel ‘de Freud van de 21e eeuw’ genoemd – ziet wilskracht samen met intelligentie als de meest doorslaggevende eigenschap voor succes in het leven. “Na een eeuwlang zoeken is er nog steeds geen manier gevonden om intelligentie te vergroten. Maar wilskracht en zelfbeheersing zijn te trainen als een spier.”
Maar hoe dan? Hoe vind je als Jan met de Pet je innerlijke Jean-Claude van Damme? “Je krijgt wilskracht in ieder geval niet van de ene op de andere dag”, stelt Ebrahim Hemmatnia. “Het is een kwestie van oefenen. Keer op keer je grenzen opzoeken. Volgens mij is wilskracht dan ook gebaat bij andere karaktertrekken zoals nieuwsgierigheid en de durf om risico’s te nemen.”
Ebrahim is geenszins een doorgewinterde avonturier. En toch is de Iranese Nederlander vastbesloten om als eerste mens de wereld rond te trappen op een amfibiefiets die zowel ter land als ter zee zijn mannetje staat. De eerst etappe zit er al op: in zijn boek De Oceaanfietser beschrijft hij hoe hij vorig jaar in 68 dagen van Senegal naar Brazilië ‘fietste’. Maar niet voordat hij moest afrekenen met de nodige beren op de weg. “Die fiets überhaupt ontwikkelen was de eerste uitdaging”, vertelt Ebrahim. “Een dergelijk voer- en vaartuig bestond simpelweg nog niet. Mensen verklaarden me voor gek. Verder had ik nog nooit hardgelopen, maar om mijn lichaam klaar te stomen voor de oversteek ben ik tijdens het bouwen marathons gaan lopen. Eenmaal op zee waren er bovendien ook genoeg uitdagingen. Mijn roer werd vernield door een haai. Mijn fiets kiepte om. Wilskracht was het enige dat me op de been hield. De afstand tussen kunnen en doen is willen. Je krijgt elk etmaal meer dan 86.000 seconden om een doel of droom na te jagen.”
Smoesjes
Dromen dus. Die stiekeme wens bijvoorbeeld om ooit eens een marathon te lopen? Vol ontzag keek ik als jongetje naar mijn oom Kees, die in zijn leven met ogenschijnlijke eenvoud 274 marathons en ultramarathons liep. En toch schuif ik de wens om ooit zelf een marathon te lopen al jaren voor me uit. Dat komt later wel, houd ik mezelf voor. Kloteweer, kloteknieën, klotedeadlines; genoeg reden om het afzien nog even uit te stellen. Tijd voor een belletje met Esther Koning, ervaren (ultra-)marathonloper en hardloopcoach.
“Je moet niet denken dat ik altijd de flow voel”, benadrukt ze. “De keren dat ik in mijn leven die befaamde runners high heb ervaren, zijn op één hand te tellen. Ik heb ook dagen dat ik ontzettend aan het zwoegen ben. Maar op de lange termijn vervolmaken die dieptepunten het avontuur naar zo’n hoogtepunt toe. Daar moet je ook van leren te genieten. Het gebeurt nooit dat je na een loopje denkt: had ik het maar niet gedaan.”
Bij hardlopen draait het dan ook niet om de vraag hoever je benen je dragen, maar hoever je hoofd je draagt, beaamt Esther. “Je kunt op elk moment opgeven. Je kunt altijd een excuus vinden om niet te gaan. Maar je moet de wilskracht vinden om afspraken met jezelf na te komen; ook al regent het buiten misschien pijpenstelen.”
Het regent vandaag, dus voordat mijn wilskrachtonderzoek een conclusie is genaderd, schuif ik mijn marathondoel nog even op de lange baan. Ik heb in duikcentrum The Wave in Hillegom afgesproken met Nanja van den Broek: mental coach en wereldrecordhouder in het freediven (denk: 130 meter diep en terug op één enkele ademteug), een sport die me al jaren razend fascineert. “Freediven is 70 procent psychisch en 30 procent mentaal”, had Nanja door de telefoon al gegrapt. “Het water is als een spiegel. Als ik studenten train, zie ik snel wat voor vlees ik in de kuip heb. Er zijn relatief maar heel weinig wilskrachtige mensen. Mensen zijn goed in het verzinnen van – in hun ogen volkomen terechte – excuses. Er begon iets te kriebelen onder water. Ze hadden een rotdag. Ze hadden hun longen niet goed volgezogen. Terwijl ik denk: wie echt wil, kan over die excuses heenstappen. Wat iemand daarvoor precies nodig heeft is altijd een zoektocht in zichzelf.”
Drie kwartier met Nanja in een duiktank voelt inderdaad alsof je op de divan bij een psycholoog ligt. Feilloos prikt ze door onderbewuste smoesjes heen of ontkracht ze ingebakken gedachtekronkels. “Je bent niet je gedachten”, spreekt ze me toen als ik na twee teleurstellende duikpogingen vertel dat ik altijd moeite heb om mijn hoofd leeg te krijgen. “Heel veel mensen nemen hun gedachtes veel te serieus. Je gedachtes zijn alleen maar een deel van jou dat een mening heeft. Je moet niet je eigen falen al inbouwen in je woordkeuze of aannames. Niet proberen, maar gewoon doen.”
Lijdensweg
In Maastricht laat psycholoog Hugo Alberts zijn gedachtes los op de sport. “Wat ik aan freedivers zou willen vragen is: waarom doe je het? Als diegene zegt: ik vind het fijn om mijzelf zo te verrijken en mijn eigen grenzen te leren kennen, dan vind ik dat supermooi. De motivatie is dan autonoom, hij komt van binnenuit. Aan de andere kant kun je ook doorzetten voor media-aandacht, sponsorgeld of – een veelvoorkomende – om je aan anderen te bewijzen. Die motivatie van buitenaf maakt het volgens mij een gevaarlijk spelletje. Maar als de vlam van binnenuit brandt, heeft-ie een veel langere adem.”
Hij wil maar zeggen: wilskracht is niet per definitie positief. “We leven in een tijd waarin wilskracht heel erg verheerlijkt wordt, maar volgens mij is dat te oppervlakkig. In principe lijkt het natuurlijk een mooie eigenschap; het betekent dat je niet snel opgeeft en je niet snel van je pad zal laten brengen. Maar de ultieme vraag is altijd: in hoeverre draagt de wilskracht bij aan jouw welzijn? Volgens mij weten mensen diep van binnen altijd het antwoord op die vraag. Ik zie namelijk ook cliënten met teveel wilskracht. Die vinden jarenlang de wilskracht om naar hun werk te gaan, terwijl ze het eigenlijk een rotbaan vinden. Die maken talloze overuren voor de goedkeuring van hun baas. Vind je die wilskracht dan lovenswaardig? Ik niet.”
“Plezier is dan ook heel belangrijk”, onderstreept Nanja. “Een doel moet positief zijn. Elke negatieve gedachte maakt de kans kleiner dat je het doel zal halen. Train dus altijd op een manier dat je er lol aan beleefd. Stapel positieve ervaringen.”
Hugo: “Uit onderzoek blijkt dat mensen veel minder moeite hebben om door te zetten als ze het leuk vinden wat ze doen. Maak van je training dan ook geen lijdensweg. Dat kritische stemmetje in je hoofd lijkt misschien positief, maar onderzoek bewijst het tegenovergestelde: mensen die mild zijn voor zichzelf weten gemakkelijker hun fouten te corrigeren.”
Hardloopcoach Esther: “Het hoofd wil altijd meer en sneller. Ook die gedachtes moet je kunnen beteugelen. Stel niet te hoge doelen. Als je na elke hardloopsessie afgepeigerd thuiskomt, heb je de drempel heel hoog gelegd voor de volgende keer. Kom je echter met een glimlach aan de finishlijn, dan wordt de rode loper uitgerold naar een volgend rondje.”
Automatisme
Nanja kijkt op haar mobiele telefoon. “We worden tegenwoordig overspoeld met prikkels”, glimlacht ze. Ik kan het enkel beamen: het lijkt wel alsof wilskracht tonen nog nooit zo moeilijk is geweest. Ik ben allergisch voor de rode balletjes op mijn iPhone; bij elk mailtje, WhatsApp-berichtje of Facebooknotificatie voel ik een diepgewortelde drang om direct naar mijn telefoon te grijpen. Ook tijdens het schrijven van dit artikel heb ik mijzelf er zo al 37 keer op betrapt dat ik ineens totaal onbenullige artikelen zit te lezen zoals ‘8 dingen die alle chirurgen tegen je fluisteren als je onder narcose bent’. “Dit soort dagelijkse afleidingen kunnen echter een uitstekende training zijn”, denkt Nanja. “Door met jezelf af te spreken om nog enkel op gezette tijden je berichten te checken, maak je die wilskrachtspier steeds sterker.”
Twintig jaar lang geloofden psychologen massaal in ego depletion. Ieder mens heeft maar een beperkte hoeveelheid wilskracht, stelt de theorie. Wie gedurende de dag keer op keer de verleidingen van zijn Facebook weet te weerstaan, zal zijn wilskrachttank steeds verder uitputten en ’s avonds dus veel meer moeite hebben om – pak hem beet – een bak friet te weerstaan. Na talloze onderzoeken bleek onlangs echter dat er geen onomstotelijk bewijs is voor het bestaan van dit fenomeen. Juist door steeds maar weer een beroep te doen op je wilskracht, wordt die wilskracht groter.
“De truuk is om gewoontes te creëren”, adviseert Hugo. “Als je een professionele freediver ziet is het heel gemakkelijk om te denken: kijk eens hoe lang die onder water blijft, die heeft gegarandeerd veel meer wilskracht dan ik. Maar het kan ook heel goed zijn dat diegene bepaalde routines heeft ontwikkeld waardoor het simpelweg geen wilskracht meer kost om onder water te blijven. Waar eerst een obstakel was is een automatisme ontstaan.”
Ook Nanja stelt voor om een andere mentale strategie te zoeken, zodat ik langer onder water kan blijven. Een wilskrachtig brein is een flexibel brein, weet ze immers. “Bij het woordje ‘kracht’ denk je al gauw aan vechten. Maar in het freediven is vechten altijd vechten tegen jezelf. Wilskracht gaat voor mij dus veel meer over de totale controle over je gedachten, ongeacht al die externe factoren waar je toch geen invloed op hebt.” Lachend: “Misschien dat een paar yogi’s in India die controle al hebben, maar voor ons stervelingen is het gewoon keihard werken.”
Opzettelijk traag
Ik loop door mijn nieuwe huis. In mijn hoofd dan, in werkelijkheid lig ik nog steeds in de Hillegomse watertank. Ik trek door de gang. De woonkamer. De uitbouw. Langzame passen. Nog langzamer. Het water lijkt te verdwijnen. Tot ik Nanja boven het oppervlak in alle rust hoor aftellen van tien naar nul. Opzettelijk traag, zodat de secondes misschien wel drie keer zo lang duren. Ik voel hoe mijn longen zich samentrekken. Hoe mijn nekspier zich aanspant. Vijf… Vier… Drie… Ik vind houvast in de klanken; elke tel als een knoop in een touw waaraan ik mezelf vooruit kan slepen. Tweeënhalf… Twee… Één… Ik loop nog steeds door het huis. Ik schuif de deur naar achterkamer dicht. Ik hang een lijstje recht. Ik wil het uiterste uit mijn lijf persen. Ik wil nog niet naar boven. Ik wil. Ik wil. Ik wil… Adem. Door de druppels zie ik hoe Nanja een blik op haar horloge werpt. Twee minuten en 44 seconden.