Van mug tot olifant
In de depots van Naturalis liggen 42 miljoen natuurschatten achter slot en grendel opgeslagen. Voor de tweehonderdste verjaardag van het museum werden 25 topstukken afgestoft – te zien in de jubileumtentoonstelling Van onschatbare waarde.
Je zou Christel Schollaardt geblinddoekt de depots van Naturalis in kunnen sturen en ze weet nog steeds feilloos waar ze zich bevindt. “Elke verdieping ruikt anders”, verzekert ze. “De alcoholdepots zitten niet voor niets bovenin. Uit die duizenden potten vol sterk water stijgt nogal een penetrante damp op.” Mammoetkiezen hebben daarentegen een meer aards bouquet. Inktvissen ruiken zilt. En op de afdeling botanie is het alsof je met je neus in grootmoeders’ specerijenrek bent gekukeld. “Vogels? Die stinken gewoon.”
Schollaardt kan het weten. Als hoofd collectie is ze verantwoordelijk voor het beheer van alle twintig verdiepingen van de opeengestapelde Naturalisdepots. Waar in de museumzalen ongeveer 3800 objecten staan uitgestald voor het publiek, wordt achter de gesloten deuren van ‘de toren’ de duizelingwekkende omvang van de verzameling pas echt zichtbaar. Ruim 42 miljoen opgezette dieren, planten, fossielen, schimmels en gesteenten worden er bewaard in stellingkasten, alcoholpotten, insectenlades en kadaverbakken. En dat is een zeer voorzichtige schatting, stelt Schollaardt. “Kijk, deze pot telt als één object. Maar in werkelijkheid zitten er tientallen schelpjes in.” Van buldogmier tot bonobo en van eendenmossel tot emoe; wie wordt toegelaten tot de schatkamers van Naturalis, krijgt de indruk dat de ark van Noach op de Leidse Darwinweg op de klippen is gelopen. Neem alleen al ‘de kudde’, de verdieping waar de hoefdieren rijendik tegen elkaar aan staan geschurkt. Een verstilde stormloop van edelherten, steenbokken, kamelen, gnoes, okapi’s, rendieren, reeën, lama’s, muskusossen en antilopen.
Butskop
Een collectie van zulke omvang brengt voor Schollaardt dikwijls uitdagingen mee. “Zo hadden we ineens een ontheffing van de Opiumwet nodig omdat we op de afdeling botanie historische cannabis en cocaïneblaadjes bewaren. En de oudere preparaten op sterk water worden geconserveerd in meer formaline – een oplossing die mogelijk kankerverwekkend kan zijn – dan we volgens de letter van de wet ooit mogen bewaren. Maar het zou jaren kosten om de hele collectie te verpotten.”
De hoofdbrekens waren nog groter toen de voltallige verzameling tijdens de verbouwing van Naturalis, tussen 2016 en 2019, moest verkassen naar het huidige onderkomen. Hoe breng je een vijf meter lange wurgslang naar boven die met geen mogelijkheid in de lift past? Hoe sjouw je de 900 kilo zware potvisschedel van ‘het-grote-maten-depot’ door een modderige bouwput? En hoe herschik je ondertussen 167.000 dozen vol dode plantjes? Schollaardt: “We zijn volleerde verhuizers geworden.”
Dan te bedenken dat de collectie nog immer uitdijt. Natuurlijk worden er geen franjeapen en zadeljakhalzen meer geschoten in exotische oorden. Maar in dierentuinen wil er nog wel eens een olifant doodgaan. Vanochtend is er nog een overleden butskop aangespoeld bij Terneuzen. En ook fanatieke privéverzamelaars nemen Naturalis in hun erfenis op, zo bewijst de nalatenschap van een Brabantse vlinderverzamelaar die op de insectenverdieping in meterslange stapels wacht om geïnventariseerd te worden. Even verderop vraagt alweer de volgende klus om aandacht: een karrevracht in kranten gewikkelde planten, vanuit Thailand opgestuurd door onderzoekers in het veld. “Gaat allemaal eerst de vriezer in om bacteriën te doden”, legt Schollaardt uit. Droogjes: “We houden hier niet van levende beestjes.”
Geknakt gewei
Wat ooit begon als het rariteitenkabinet van Koning Willem I, is uitgegroeid tot een van de vijf grootste natuurhistorische verzamelingen op aarde. Dit jaar is het tweehonderd jaar geleden dat de vorst ’s Rijks Museum van Natuurlijke Historie opende, de voorloper van Naturalis. Reden voor een verjaardagsfeestje. Aan Marijke Besselink, inhoudsontwikkelaar tentoonstellingen, dus de taak om die wildgroei van 42 miljoen objecten terug te snoeien tot een expositie van 25 zelden vertoonde kroonjuwelen.
“Met zo’n reusachtige collectie is het ondoenlijk om gewoon door de depots te snuffelen en lukraak laadjes open te trekken”, vertelt ze. “Ik heb dus vooral veel gelezen, me gebaseerd op eerdere onderzoeken en bij collectiebeheerders verhalen gesprokkeld. Daarbij wilde ik niet alleen kijken naar de biologische waarde – zoals onze onderzoekers doen – maar juist ook vertellen wat voor wonderlijke wegen veel objecten hebben afgelegd om in ons depot terecht te komen.”
Al kan er intern nog best wat overredingskracht nodig zijn om een object los te weken uit het depot, legt Besselink uit. “Collectiebeheerders waken heel beschermend over hun objecten. Vaak zouden ze de stukken het liefst op hun veilige plekje in het donker laten liggen.” Schollaardt herkent het beeld. “Er is altijd enige spagaat tussen stukken beschermen en aan het publiek willen tonen. Maar dat is in elk museum zo. De conservatoren van het Rijks zijn ook niet blij als er weer een diner onder de Nachtwacht wordt gehouden.”
Een dolfijn met opengescheurde flanken. Een eland met een geknakt gewei. Een tijger met een ductapestaart. De gehavende bewoners van de toren bewijzen dat preparaten kwetsbaar zijn. Het zorgenkindje van deze jubileumtentoonstelling is de Diepenveenmeteoriet: een klompje zwartgeblakerd gesteente dat nooit zou opvallen tussen de briketten van je barbecue. In werkelijkheid is het brokstuk – in 1873 neergeploft in een Overijsselse akker – een bijzonder zeldzaam stuk ruimtepuin, vol complexe moleculen die mogelijk een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van leven. “De meteoriet is enorm poreus, bros en breekbaar”, doceert geoloog Leo Kriegsman. “Er kunnen gemakkelijk korreltjes afvallen. En hij is al zo klein, slechts 68 gram.” Vanwege het kwetsbare karakter mag de meteoriet niet worden blootgesteld aan wisselende temperaturen, een hoge luchtvochtigheid of trillingen. “Je kunt hem zelfs niet zomaar in een vitrinekast leggen. De lijm van de kastenmaker zou in damp door het buitenaardse gesteente kunnen trekken.”
Verrassingen
De Diepenveenmeteoriet is een van de talloze topstukken in de depots waar nog altijd onderzoek naar wordt gedaan. De collectie vormt immers niet alleen een driedimensionale dierenencyclopedie, maar bovenal een snoepwinkel voor wetenschappers. In de eigen staf alleen werken bij Naturalis al meer dan 120 onderzoekers. “Dat is ook de reden waarom we nooit klaar zijn met verzamelen”, legt Schollaardt uit. “Wetenschappers zijn gebaat bij grote hoeveelheden. Aan een of twee bijen kun je de impact van klimaatverandering nooit aflezen. Wij willen dus meerdere soorten uit meerdere windstreken en meerdere tijdvakken. Alleen zo kun je tot een theorie komen.”
Een paar jaar terug werd er in het immense archief nog per toeval een babyorang-oetan uit Borneo (her)ontdekt in een vergeten vat. Na een flinke digitaliseringsslag zijn meer van dat soort verrassingen volgens het hoofd collectie onwaarschijnlijk. Natuurlijk zouden de handen van opruimcoach Marie Kondo er nog steeds onmiddellijk beginnen te jeuken, maar Schollaardt voelt weinig voor een grote schoonmaak. “Ontzamelen? Nee, je weet nooit wat voor vragen de wetenschap over vijftig jaar gaat stellen. Uiteraard vreten 42 miljoen objecten de nodige ruimte op. Maar wij museummensen zijn geen weggooiers.”