Lekker loeren
Wie is de Gerard Joling onder de eenden? Welke specht klinkt als een laserpistool? En waarom zijn roodhalsganzen pure porno? In De Vogelspotcast gaan Arjan Dwarshuis (36) en Gisbert van Baalen (34) wekelijks op zoek naar de vetste vogels. Een oude-lullen-hobby? Al lang niet meer. Rustgevend? Nee, man. ‘Ik ben als een opgejaagd stuk wild op zoek naar zeldzaamheden.’
Er hangt moord in de lucht in het Amsterdamse Vondelpark. Niet dat veel mensen er erg in hebben. Niet de toerist die met zijn broodje frikandel een reiger probeert te lokken voor een selfie. Niet de locals die met pils en picknickkleed in het gras zijn neergeploft. Niemand. Enkel twee dertigers langs de waterkant hebben na de eerste noodkreet in een oogwenk door welk tragedie zich ontvouwt.
‘Kleine mantelmeeuw! Hij pakt een kuiken! Ja, hij heeft een meerkoetkuiken in zijn bek! Bam! Zie je?’
‘Ooooo. Jaaaa.’
‘Hij leeft nog. Je ziet dat kuiken nog met zijn poten trappelen. Check door de kijker, Gip.’
‘Ooooo. Wauw.’
‘Hij is hem nu levend aan het opvreten. Klats. Door zijn strot. Sick.’
‘De natuur in zijn bruutste vorm. Ooooo.’
‘Joh, die meerkoetouders zijn het nu alweer vergeten. Die zijn echt niet zwaar getraumatiseerd of zo. Uit onderzoek is gebleken dat wilde eenden pas beseffen dat ze een jong missen als er nog maar drie kuikens over zijn. De eerste vijf, zes zijn collateral.’
‘Zonde dat we niet aan het opnemen waren, Ar. Dit was nou echt, écht een podcastmoment.’
Natuurlijk hadden we ook kunnen afspreken met de poten in de klei. In de duinen van Goeree bijvoorbeeld. Tussen de rietkragen van de Groene Jonker. Of op de pieren van IJmuiden desnoods. Maar als de mannen van De Vogelspotcast één boodschap nog wel een keertje willen onderstrepen, dan is het dat je werkelijk overal kunt beginnen met vogelen. Ook hartje Amsterdam zijn er op een doodgewone zomerdag tientallen soorten te ontwaren in het groen. Vraag maar aan Arjan. Die zag er vanochtend nog een grauwe vliegenvanger. Nee, geen zeldzame ‘indiener’ om zijn hondsfanatieke vogelmaatjes de ogen mee uit te steken. Maar toch bijzonder, zo midden in de stad.
Bovendien: dit is waar het ruim twee jaar geleden begon. Ground zero. Aflevering 1, Vondelpark. Gisbert was nog zo groen als gras. Ja toch, Gip? Kon nog geen vink van een ijsvogel onderscheiden als zijn leven ervan af had gehangen. En Ar was gewoon Ar. Sinds hij tijdens zijn Big Year in 2016 maar liefst 6.852 verschillende vogelsoorten telde in 40 landen – een wereldrecord – timmert hij gestaag aan de weg als een van ’s lands bekendere natuurvorsers. Boeken. Betaalde excursies. Vaste gast bij Humberto Tan. In de kroeg vroegen vrienden dus wel vaker of ze een keertje met hem mee konden lopen, vertelt hij. Maar het is ook gewoon zijn werk, weet je wel. Kunstenaars geven ook niet zomaar al hun schilderijen weg, toch? Zoals Gip waren er nog tien anderen. Maar Gip had een plan. Een podcast? Ja joh, waarom niet. Een beetje betaald wauwelen over je ultieme passie – wie wil dat nou niet. Alleen die naam, hè. Vogelspótten? Godverdegodver. Het is vogels kijken, man.
Haviksogen
Arjan geeft het eerlijk toe: hij luisterde zelden naar podcasts. Gisbert had juist al eerder een serie gemaakt. Alleen in Dat kan m’n kleine nichtje ook – een podcast over kunst – was hij de kenner die een leek op sleeptouw nam. Nu waren de rollen duidelijk omgedraaid.
Arjan regisseren in de wilde natuur is bovendien toch een beetje alsof je een labradorpup bij de les probeert te houden in een stuiterballenfabriek. Kijk hem maar eens gaan, hier in het Vondelpark. Hij onderbreekt zijn eigen zinnen [‘tjiftjaf’] om de haverklap [‘zanglijster’] om de zoveelste vondst in het struikgewas door te geven [‘putter’]. Of hij wandelt midden in een anekdote over de staartveren van de visdief ineens doodleuk weg bij de microfoon omdat in de verte alweer de volgende vogel opdoemt. Zijn haviksogen – en oren – scannen non-stop de omgeving af naar gevederde wezens. Als mens kom je gewoon op de tweede plek, weet Gisbert al lang. Arjan weet het ook. Zijn vader zei het laatst nog, op visite op zijn Amsterdamse dakterras. ‘Ar, kijk me nou *$%&#^ een keertje aan’. Maar ja, de kijker en camera blijven altijd in de aanslag. ‘Je weet nooit wanneer er iets moois overvliegt.’
Je zou misschien denken dat hij als jong ventje in Den Haag door zijn pa of opa werd besmet met het vogelaarsvirus. Niets is minder waar. Dat Arjan Dwarshuis volkomen leip zou worden van vogels komt enkel door Arjan Dwarshuis zelf. Ineens zat hij er, daar op het havenhoofd bij Scheveningen. Zeevogels turen – met zijn notieboekje op schoot tussen de Duindorpse vissers. Elk vrij uurtje. Voor school. Na school. Zelfs tijdens school, als de wind uit de goede richting kwam. Wat hem precies aantrok? De spanning vooral. Dat je nooit weet wat voor zeldzaamheid de natuur nu weer op je bord smijt. Kijk, kinderen zijn er sowieso goed in om zich totaal obsessief in hun hobby te verliezen. En als je dertig jaar zo tekeer gaat, leer je vanzelf om het schelle gepiep van een heggenmus in een fractie van een seconde te herkennen. Zelfs op dertig meter afstand. Met een Boeing boven het Vondelpark. En een bladblazer op het pad.
Nee, hij won er op het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum niet de populariteitsprijs mee. Integendeel. Vogelen is geen skaten, hè. Je bent toch een beetje de nerd van de klas. Maar Gisbert zag het anders. Alsof voetbal zo lekker origineel is. Hij vond het wel interessant: zo’n gast die zich helemaal stortte op zijn obscure hobby. Ze werden vrienden. Vulden elkaar naadloos aan. En nog steeds, ook in de afleveringen. Gip de bedachtzame toehoorder; Ar de rusteloze praatjesmaker. Gip de verantwoordelijke technicus; Ar de digibeet (‘je moet hem nog als een bejaarde helpen om een map op Google Drive te zetten’). Honderden uren hebben ze samen aan de toog gehangen. Ze weten ook wel dat de populariteit van De Vogelspotcast deels drijft op die dynamiek. Zoals andere podcasters ouwehoeren over de basisopstelling van Bayern Leverkussen of de valkuilen van D66, zo schakelen zij moeiteloos heen en weer tussen een pleidooi voor ruige rietlanden en een ode aan de rosse grutto. Tjokvol kennis (Arjan), kunde (Gisbert) en quasi-vileine steken onder water zoals alleen goede vrienden die kunnen uitdelen. Uit aflevering 8, Blauwborst:
‘Ik hoor hem.’
‘Nee. Dat was een kikker.’
‘Ja dag. Alsof jij alles hoort. Zo fucking irritant.’
‘Ik hoor er nu ook één. Volle bak links van ons.’
‘Daar-daar-daar! Ik zie hem!
‘Yes, je zag hem eerder dan ik. O o, Gip. Hier in de scoop. Broekie vol wordt dit.’
‘Holy shit. O dit is echt waanzinnig’
‘Dit is echt vogelporno, hè?... En jij zag hem eerder dan ik! Staat-ie, hoor. Helemaal te glimmen van trots. Alsof je een aap een kwast ziet oppakken en voor het eerst zijn naam ziet schrijven.’
Verenneuker
Stukje doorlopen nog.
Daar een kuifeend.
Hoor je die putter?
Hier naar links.
Roodborstje.
Kutvliegtuig…
Dat hun concept potentie had, daar geloofden ze beide wel in. Maar dat ze zo’n vliegende start zouden maken, had niemand durven dromen. Al na een handvol afleveringen werd in de Volkskrant de loftrompet gestoken over hun aanstekelijke chemie. Vijfsterrenrecensie. Vliegwieleffect.
Inmiddels is het zesde seizoen van tien afleveringen net afgerond. Vele duizenden luisteraars genieten wekelijks mee van hun zoektochten naar de oehoe, draaihals of – de kwelgeest van Gip – de waterrietzanger. Er is een groeiende community van ‘luistervinken’ en ‘dwaalgasten’ die achter de betaalmuur wordt getrakteerd op extra afleveringen en evenementen. Er is een kongsi gesmeed met de Vogelbescherming. En als deze Salt op je deurmat ploft, dobberen de mannen rond bij Spitsbergen voor een eerste serie met buitenlandse afleveringen. Ja, ze verdienen inmiddels een goede boterham met hun podcastavonturen. Maar dat is bijzaak, benadrukken ze. De passie voor de natuur staat nog altijd centraal. Ook Gip is inmiddels verkocht. Denk maar niet dat hij na de opnames zijn kijker in de hoek smijt. In zijn vrije tijd gaat hij geregeld in zijn uppie op pad. Wekkertje zetten. Laarzen aan. Het riet in. Op zoek naar de roerdomp het liefst. Met die mystieke, misthoorn-achtige baltsroep van hem. Op dat soort momenten – even zonder dat gehannes met opnameapparatuur – kan hij volkomen begeistert worden door de schoonheid van de natuur. Hij is een kunstkenner, hè. En kunstenaars willen zo dicht mogelijk bij de natuur komen. Alleen die vogel, die is de natuur. Esthetische perfectie. Kippenvel.
Voor Arjan is het anders. Alleen amateurs kunnen zich dat soort romantiek veroorloven. Grijnzend: ‘Bij mij biggelen er geen tranen bij elke grote bonte specht.’ Zen? Wat nou zen? Als hij door een trage tractor of een wegomleiding vijf minuten te laat in het veld zal staan, zit hij achter het stuur te tieren van ongeduld. Vogelen op topniveau is een emotionele achtbaan. ‘En ik ben als een opgejaagd stuk wild op zoek naar zeldzaamheden.’ Ja, hij snapt ook wel dat het een niche is voor een klein kluitje nerds zoals hij; maar hij wil gewoon zoveel mogelijk soorten eruit trekken.
Tegelijkertijd is dat ook het fijne aan zijn uitjes met Gip: het is best verfrissend om weer eens te kijken met de ogen van een leek, erkent hij. Neem nou die krakeend die zich daar zit te poetsen. Normaal zou hij zijn kijker er niet eens voor optillen. Maar zie toch hoe mooi dat schubjespatroon op de borst eigenlijk is. Die bruine schouders! Die paarse vleugelspiegel! Ho-ho-ho, hij wordt echt geen verenneuker. Hij kent er genoeg; van die types die oeverloos kunnen muggenziften over de kleinste details in het verenkleed van een kamtsjatkameeuw. Kijk maar op zijn telefoon, in de appgroepen waar bevriende fanatiekelingen hun nieuwste vogelvondsten delen en beoordelen.
Beetje zilvermeeuw jizz
Lichtere fringes langs dekveren
Donkere staarttekening
Lichte anaalstreek
Dicht gebandeerde boven- en onderstaartdekveren
Gebandeerde oksels…
Zucht.
Ikea-schilderij
IJsvogel!
IJsvogel!
Zag je hem? Jij, wel toch Gip? Ja, Gip wel. Die weet inmiddels dat ze altijd laag over het water scheren. Krijg je ervan als je bent opgeleid door de master. Met een high-end verrekijker op je snuit. ‘Alsof Max Verstappen je rijles geeft in een Maserati.’
Gaat ‘ie weer!
Nu wel gezien?
Ja, hij is mooi. Maar het is ook een kitschvogel, hoor – met die felblauwe veren. Van die bruinige, gecamoufleerde vogels zoals de nachtzwaluw vindt Arjan eigenlijk veel mooier. Gisbert vindt het ook. Het is net als met kunst: de schoonheid zit hem in de nuances. Op het eerste gezicht is het mooi: zo’n beest met kakelbonte kleuren. Maar op een gegeven moment wordt het toch een soort Ikea-schilderij. Dan verlang je naar een vogel waar je wat meer moeite voor moet doen. Met op zijn bruine kop alleen een hagelwit wenkbrauwstreepje bijvoorbeeld. Zo mooi.
Of Gisbert de score bijhoudt? Natuurlijk houdt hij de score bij! Zijn teller staat inmiddels op 209 soorten. Is hij best een beetje trots op. En alleen in Nederland, hè. De vele tientallen soorten die hij laatst eigenhandig binnen harkte op vakantie in Kenia tellen niet mee. Zelfs die ene niet. De Somalische mees: de enige vogelsoort die Gisbert wel heeft gezien, maar Arjan nog nooit in zijn kijker had. Is hij ook trots op.
Dat Gisbert zich ook zonder zijwieltjes inmiddels aardig weet te redden, wordt ook in de opnames steeds meer duidelijk. Maar daar zal de podcast niet onder lijden, beloven ze. Hun dynamiek staat in beton gegoten. Arjan heeft nog genoeg om zich over te verkneukelen. Zoals die ene keer toen zijn vriend het briljante – ahum – idee had om een korte broek aan te trekken naar een moerasbos. Heel die benen onder de pulserende muggenlijfjes. Jeuken, joh.
Het moge duidelijk zijn: voorlopig zijn we nog niet van ze af. Vogelen zit in de lift. Sinds coronatijd gaan ook steeds meer jonge mensen met een verrekijker het bos in. En juist die doelgroep weten ze feilloos aan te boren. Want achter de onderbroekenlol schuilt een serieuze missie: hun luisteraars enthousiast maken voor het belang van natuurbehoud. Zonder opgeheven vingertje. Gewoon door hun passie over te brengen. Door ze te laten zien hoe ongelofelijk mooi de natuur kan zijn. Ook om de hoek. In je eigen stadspark. Ja toch, Arjan? Ar?
Ar is alweer afgedwaald. Zijn radar heeft in de boomtoppen een roffel opgepikt.
‘Grote bonte specht?’
‘Nee, een zwarte kraai die een grote bonte specht imiteert.’