Op de bres voor de bij
Lang was imkeren een wereld van grijze mannen. Maar met alle krantenkoppen over massale bijensterftes, heeft de hobby een vlucht genomen. Vooral in de stad. “Rustig blijven is cruciaal.”
Het publiek in de Amsterdamse Stadsschouwburg heeft geen benul van het drama dat zich deze woensdagavond zeven verdiepingen boven de hoofden dreigt te ontvouwen. De ingrediënten: 2 mannen in witte pakken, 5 kasten met elk al gauw 20.000 bijen en 1 busje ‘kalmeringsrook’. Alleen spuwt die op dit moment enkel vlammen uit.
“Het zou wat zijn als ik per ongeluk het dak in de fik zet”, grapt Paul van Kesteren. “Maar ja, bij deze kast is een beetje rook wel fijn. Dit zijn agressievelingen. De vorige keer werd Jan-Willem al gauw vijf keer gestoken.”
“Het valt nooit helemaal te voorspellen hoe een volk reageert”, doceert Jan-Willem van den Heuvel ontspannen. “Maar over het algemeen overkomt ons weinig, hoor. Ik draag niet voor niets geen handschoenen.”
Het is de eerste keer dat de twee terug zijn op het dak van de Stadsschouwburg sinds ze er drie weken geleden drie nieuwe bijenkasten plaatsten. Musicalproducent Van den Heuvel (29) heeft als ervaren hobbyimker al vijf jaar bijenvolken onder zijn hoede. Van Kesteren (65) was als hoofd bedrijfsvoering van de schouwburg een paar jaar terug nog medeverantwoordelijk voor het plaatsen van de eerste kasten; en beloofde bij zijn afscheid te blijven zorgen voor “die tienduizenden werkneemsters op het dak”. En ze staan niet alleen. In een tijd waarin zelfs de Tweede kamer en ons koningspaar een eigen bijenvolk hebben, schieten de korven en kasten door heel het land als paddenstoelen uit de grond. In volkstuintjes, stadsparken en op dakterrassen, balkons en bedrijventerreinen.
Wachtlijsten
Zo ook in Rotterdam, waar Rinske Kreukniet (37) en Angélique Berger-de Meijer (46) tien bijenkasten houden in ondermeer de Trompenburg Tuinen. “Ik werk als docent op een middelbare school, maar heb me altijd boerin gevoeld”, lacht Kreukniet. “Alleen wat kun je daarmee in de stad? Nou bijenhouden dus. De stad is ideaal omdat er minder gif en een veel gevarieerder stuifmeelaanbod is dan op het platteland. Sinds we het imkeren vier jaar geleden hebben ontdekt, ben ik compleet verkocht. Ik kan uren naar zo’n kast zitten turen.”
Onder de naam Immeke geven de twee moeders – die elkaar ontmoetten op het schoolplein van hun kinderen – in Rotterdam inmiddels cursussen aan aspirant-bijenhouders. Maar ook in Amsterdam, Groningen, Maastricht, Den Haag, Nijmegen en Utrecht loopt het storm, weet Tom van de Beek (36). De ‘ecopreneur’ ontdekte het urban beekeeping in wereldsteden als Parijs en New York en besloot in 2011 onder de titel I Love Beeing ook introductiecursussen op te zetten in Nederland. “We wilden een nieuwe generatie jonge imkers opleiden”, vertelt hij. “En alle lessen zaten meteen vol. Studenten, creatievelingen, en ook veel mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Tot voorkort was de gemiddelde imker ver boven de 60 met een grijze baard en een knickerbocker. Één van onze docenten ziet er nog steeds zo uit – niets mis mee – maar juist die nieuwe diversiteit vind ik mooi.”
Waar niet lang geleden nog oproepjes in de krant moesten worden geplaatst om anderhalve man en een paardenkop geïnteresseerd te krijgen in imkercursussen, zijn er lokaal nu zelfs wachtlijsten tot in 2017, bevestigt Jeroen Vorstman van de Nederlandse Bijenhouders Vereniging. In 2010 waren landelijk nauwelijks 350 cursisten geïnteresseerd. In 2013 werd ruimschoots de 1000 deelnemers gepasseerd.
“De vraag is echt niet bij te houden”, ziet ook Chiel Versluijs (30) van webwinkel imkershop.nl. “Het aantal bestellingen is zo groot dat leveranciers momenteel blij zijn als ze überhaupt een paar bijenkasten kunnen aanbieden. En het zijn klanten van 20 tot 85 jaar.”