In het wilde weg
Ierland in de zomer? Jazeker! Het weer kan misschien wat herfstig zijn, maar geen beter decor voor een onvergetelijk potje buitenspelen. Zeker aan de ruige westkust, waar de kliffen brokkelen en de oceaan regeert. Redacteur Matthijs Meeuwsen nam de proef op de som in het graafschap Donegal. Over spuugzakjes, stinkwier en ’s werelds meest armoedige staatshoofd. Een vierluik.
DE ATLANTISCHE OCEAAN KOLKT. De ene na de andere golf slaat uiteen op de rotsen van Malin Head: het meest noordelijke puntje in de kletsnatte kuif van Ierland. Heel even lijkt de zee zich terug te trekken. Maar dan is er altijd weer die volgende klap op de klippen. Onvermurwbaar.
Wielrenster Blaise Harvey parkeert haar fiets in de kiezels en schudt bedachtzaam het hoofd. “Sommige mensen roepen dat we hier meer bescherming moeten bouwen tegen de zee”, schampert ze. “Maar dat heeft helemaal geen zin, joh. Je kunt dat geld net zo goed meteen in de golven gooien. Geloof me, een strandje dat je vandaag ziet liggen, kan morgen zomaar weg zijn. De oceaan wint het hier altijd.”
Schaapjes tellen
Het zijn de ijzeren wetten van de Ierse westkust. Rijd vanaf Malin Head richting het zuiden en er zijn bijna 2500 kilometers nodig voordat het asfalt pas bij Mizen Head naar het oosten zwaait langs de Keltische Zee. Sinds de nationale VVV het traject twee jaar terug met veel confetti omdoopte tot de Wild Atlantic Way geldt de route als misschien wel de mooiste roadtrip van Europa. Goed, veel is er helemaal niet veranderd, lachen de locals. Gewoon een zooitje wegwijzers erbij en één grote publiciteitscampagne. Maar het resultaat is er niet minder om: beetje bij beetje weten steeds meer outdoorjunkies en natuurliefhebbers de weg naar het Ierse rafelrandje te vinden.
En geef ze eens ongelijk. Alleen de eerste, meest noordelijke van vijf etappes – door het graafschap Donegal – biedt al genoeg mogelijkheden voor wekenlang buitenspelen, zo zullen fotograaf Daniel en ik deze vier dagen ontdekken. Dit is Ierland zoals Ierland bedoeld is. Een kronkelende klifkust zover het oog reikt. Heuvels groener dan het gras bij de buren. En meer schaapjes dan in een slapeloze nacht. Zonneschijn? Ga toch fietsen! De Ierse zomer staat al voor de deur, maar de regen klettert vandaag nog bijkans horizontaal uit de lucht. En zo hoort het hier ook. “Geloof het of niet”, grinnikt Blaise, terwijl ze de zoveelste kuitenbijter op stuurt. “Maar dit is door het weerstation al vijf jaar op rij uitgeroepen tot het meest zonnige plekje van Ierland.”
DE ATLANTISCHE OCEAAN KOLKT. Huizenhoge golven, zwart en schuimend als Guinnessbier, kwakken de Torry Island ferry in de rondte. Van voor naar achter, van links naar rechts. Van voor naar achter, van li… De ene na de andere passagier waggelt met een groengetrokken gezicht naar het achterdek of grijpt halsoverkop naar een van de spuugzakjes die met vooruitziende blik zijn klaargehangen door de kapitein. Ook Daniel en ik moeten er aan geloven. Twee jaar terug hielden we ons middenrif vol trots in de plooi, toen we op weg naar Antarctica de Drake Passage overstaken. Te vroeg gejuicht. ‘De wildste zeestraat op aarde’ blijkt kinderspel met het geweld aan de Ierse kust. “En het ergste is: niemand heeft hier medelijden met je”, glundert eilandbewoner Antoin Meenan, als de varende maagpomp na een eeuwigheid (lees: een klein uur) eindelijk is aangemeerd op het meest afgelegen stukje Ierland. “Het is nu eenmaal de prijs die je, als je pech hebt, moet betalen om hier te komen. Welkom op Tory Island.”
Berooide koning
In vroeger tijden was men er van overtuigd dat de wereld ophield voorbij Tory Island. Talloze schepen gingen ten onder in het omringende water; niet zelden kon alleen de scheepspapegaai het drama navertellen. De overlevenden van één gestrand schip zouden volgens de overlevering uit pure wanhoop zelfs hun namen in een grabbelton hebben gedaan om het lot te laten bepalen wie van hen als eerst zou worden opgegegeten. De grote Ierse hongersnood van 1845-1850 kreeg daarentegen alleen op Tory Island nooit voet aan de grond. En ook de Britten hadden moeite om de eigenzinnige eilanders onder de duim te houden.
Tegenwoordig biedt Tory onderdak aan 130 vaste bewoners. Net als Antoin behoort het leeuwendeel tot een hechte gemeenschap van kunstenaars; sinds de jaren ’50 naar het eiland gekomen in het kielzog van landschapsschilder James Dixon. Onderling wordt nog altijd Gaelisch gesproken. Maar er is nog een traditie die al sinds de zesde eeuw in ere wordt gehouden. “Oh, daar komt-ie net de pub uit gelopen”, zegt Antoin. “Jongens, maak kennis met onze koning.”
De man die met zijn glaasje whiskey op ons af komt gesjokt lijkt met zijn zeemanspetje, leren jas en gouden oorbel eerder op een gepensioneerde Popeye dan op een koning. En toch gaat schilder en accordeonist Patsy Dan Rodgers al sinds 1993 door het leven als de officiële, gekozen vorst van Tory Island. Grijnzend: “Ik ben de meest berooide koning ter wereld.”
Een handdruk links. Een praatje rechts. Een natte zoen, vol op de mond, voor een oudere bezoekster. De 71-jarige koning neemt zijn taak als uithangbord van Tory serieus. Het is een rol die hij tot zijn dood mag vervullen. “En ik heb zo mijn medicijn om het nog wel a wee bit vol te houden”, wijst hij naar zijn glaasje whiskey. “Je hebt er geen doktersrecept voor nodig en voelt je direct weer beter. Ja, doe mijn nog maar een injectie, schat.”
Reuzenhaai
Zijn excentrieke monarch ten spijt; het ware hoogtepunt van Tory Island – nauwelijks vier kilometer lang, hoogstens één breed – blijft toch de natuur. Wandelpaden ontbreken. Maar des te groter is de surprise als je uit het kaalgeblazen haventje richting het noorden trekt en ineens op een stel volmaakte knabbelkliffen stuit. Meer dan dertig meter beneden onze voeten klotsen de golven waarin aan de lopende band dolfijnen worden gespot. Net als acht meter lange reuzenhaaien trouwens. “Dit is het deel van Ierland waar de BBC al zijn archiefbeelden van haaien schiet”, beweert een local. “Ja, zo’n reuzenhaai eet alleen maar plankton, maar als-ie zijn enorme muil even dichthoudt en je filmt hem vanuit de juiste hoek, kan hij zo doorgaan voor een witte haai.”
De ware sterren zijn echter de vele vogelsoorten. Papegaaiduikers vliegen af en aan om hun kuikens op de rotswanden te voorzien van vis. Een subantarctische jager aast op vers broedsel. De roep van een kwartelkoninkje zweeft over het zompige gras. Het vreemdelingenlegioen aan vogelspotters dat vandaag de oversteek naar Tory Island heeft gewaagd, is echter vooral op zoek naar één exemplaar: de zeldzame kuifzaagbek die drie dagen terug voor het eerst sind jaren weer eens werd gezien.
Antoin: “Heb je die zeldzame vogel nog gevonden?”
Spotter: “Nee, we hebben geen geluk gehad. Hij is gevlogen, denk ik.”
Antoin: “Dan is-ie weer een stukje zeldzamer geworden.”
Spotter: “Zou je anders een foto kunnen e-mailen, als je hem later tegenkomt?”
Antoin: “Internet bedoel je? Nee, daar ben ik nog niet aan begonnen, joh. Wat moet je er mee? Mensen gaan je toch alleen maar lastig vallen.”