Made in Bangladesh
In de steek gelaten door haar ouders, gevlucht uit armoede en nu bovenop de hoogste berg van elk continent. Wasfia Nazreen (32) is zeker niet de eerste klimmer op de Seven Summits. Wel de eerste uit Bangladesh. Haar missie: het verstikkende keurslijf van de vrouwen en meisjes in haar thuisland voorgoed aan scherven slaan. Haar middel: klimmen, kajakken, rennen, fietsen. En die ene hoelahoep.
Een ijsbijl, zuurstofmasker, satelliettelefoon, klimgordel, karabijnhaken, crampons… Het is de vaste paklijst voor iedereen die Mount Everest, de Elbroes of Denali wil beklimmen. Zo ook voor Wasfia Nazreen, de berggeit uit Bangladesh die de laatste drieënhalf jaar al zes van de ‘Seven Summits’ wist af te vinken. Maar niet voordat de jonge vrouw keer op keer ook dat andere onmisbare bagagestuk had ingepakt: een opvouwbare hoelahoep.
“Het idee ontstond min of meer per toeval toen een klimvriendin uit Alaska aan de voet van de Kilimanjaro, mijn eerste klim, een hoelahoep uit haar rugtas haalde”, vertelt Wasfia. “Dat speelgoed bracht me direct terug naar een van de allervroegste herinneringen uit mijn jeugd in Bangladesh. Toen ik klein was, bezocht een westers stel mijn dorp. Ik had nog nooit blanke mensen gezien en ook niet die gekke hoepel waarmee hun dochtertje aan het spelen was. Ze liet me het ook even proberen, maar een van de vrouwen uit mijn dorp begon direct naar me te schreeuwen. ‘Stop daarmee! Goede meisjes schudden niet met hun heupen!’ Nu denk ik: hoe kon ze zo vreselijk bekrompen en denigrerend zijn? Ik was nauwelijks zeven jaar. Ik had amper heupen. Maar in mijn omgeving dacht iedereen er zo over, dus ik geloofde toen oprecht dat die hoelahoep me een slecht meisje maakte.”
En zo eindigt Wasfia ruim twee decennia later bovenop het dak van zes continenten. Klimsuit aan. Sneeuwbril op. Brede glimlach. En maar dansen met die hoepel. Speur op Google Streetview de top van de Aconcagua in de Argentijnse Andes af – met 6962 meter de hoogste berg buiten Azië – en je ziet haar staan in de verte. Het vuurrode stipje met de hoelahoep. Rood-groen gestreept in de kleuren van haar moederland.
“Ik hoop niet dat het overkomt als een mediastunt of één grote middelvinger naar mijn verleden. Dat is het niet. Ik bracht die hoelahoep puur voor mijzelf mee omhoog; om definitief af te rekenen met de denkbeelden waar ik als kind ook zelf in was gaan geloven. En als symbool voor al die andere meisjes in Bangladesh. Om terug te pakken wat van ons is afgenomen: het recht om te spelen.”
Fiets stelen
Want als er één ding buiten kijf staat, dan is het wel dat haar verhaal niet uniek is voor meisjes uit Zuidoost-Azië, benadrukt Wasfia. De moeder, met de noorderzon vertrokken uit een gedwongen huwelijk. Het stigma wat de enige dochter hierdoor op 12-jarige leeftijd ten deel valt. De nieuwe stiefmoeder die haar verstoot. De tante die zich over haar ontfermt. Het ploeteren voor haar eigen schoolgeld.
“Kijk, Bangladesh combineert islamitische invloeden met de patriarchale samenleving die typerend is voor meerdere landen in de regio”, legt Wasfia uit. “Jongens worden van kinds af aan klaargestoomd om het hoofd van een gezin te worden. Meisjes worden meer gezien als een soort pakketjes die je als vader zo vroeg mogelijk van de hand moet doen door ze uit te huwelijken. Je jeugd is voor een meisje enkel het voorportaal van je trouwdag. Er is heel veel emotionele chantage. Mensen dreigden serieus tegen me dat mijn vader niet in de hemel zal worden toegelaten als ik niet snel zou trouwen.”
De ongelijkheid tussen beide geslachten betekent ook ontelbare ongeschreven regeltjes. “Als meisjes werden we niet geacht om te sporten. En mocht je dan toch een keertje badmintonnen, dan was de vraag of je boezem wel goed bedekt bleef door je omslagdoek vele malen belangrijker dan de vraag hoe je überhaupt zo’n shuttle raakt. Ik moest met duizend restricties rekening houden als ik alleen maar buiten wilde spelen. Maar waarom in vredesnaam? Buitenspelen is een geboorterecht van elk mens; of je nu man of vrouw bent.”
De kleine Wasfia probeert zich dan ook voortdurend los te worstelen uit het keurslijf. Ze sprint de heuvels van Chittagong op – het enige reliëf in haar platte waterpasland – om al die slome pelgrims te verslaan naar de boeddhistische tempels en soefistische heiligdommen op de toppen. Ze steelt stiekem de fietsen van dorpsgenoten als haar aan de lopende band wordt gewaarschuwd dat je door te fietsen je maagdelijkheid verliest. “Ik was een tomboy. Een rebel. Ik realiseerde me al op hele jonge leeftijd dat ik mijn eigen keuzes wilde maken. Ik weigerde te worden uitgehuwelijkt zoals mijn moeder.”
En zo belandt ze in de Verenigde Staten; het geld voor een vliegticket geleend van haar oom. Een Bengaals meisje van 17 jaar. Twee volle koffers. En haar bindi, ‘het derde oog’, geverfd tussen haar wenkbrauwen.