De haring achterna
Als de toeristen ’s winters al lang weer vertrokken zijn, weten enkel de vissen de Lofoten en Vesterålen nog te vinden. En juist dan tonen de Noorse archipels hun ware gezicht.
Kalle Mentzen schudt theatraal het hoofd. Ogen dicht. Gezicht als een oorwurm. “Ik herinner me nog als de dag van gister hoe ik als 4-jarig jochie mijn eerste glaasje levertraan moest drinken”, gruwelt de inmiddels 60-jarige Noor. “Ik kon alleen nog maar huilen. Dat mijn bloedeigen moeder me dit aandeed! Het is een waar trauma.”
Een wrange speling van het lot bracht hem echter hier: ruim 20.000 dagelijkse glaasjes later en aan het hoofd van het levertraanfabriekje Full Steam in het piepkleine dorpje Henningsvær. Lekker vindt hij het spul nog altijd niet. Als zijn gasten het obligate proefrondje doen, proost hij stiekem mee met een borreltje. Maar Mentzen kent de tradities van zijn geboortegrond. Dit zijn de Lofoten: het zelfverklaarde Rijk van de Kabeljauw en – gewonnen uit diezelfde vis – de bakermat van de levertraan. “Verzetten is zinloos, je ontkomt er hier gewoonweg niet aan”, verklaart hij. De poolwind probeert buiten de nagels uit het dak te trekken. Het is nauwelijks één uur ‘s middags, maar de schemer rolt het landschap alweer op als een vroegtijdig vallend toneeldoek.
Homerun
De Lofoten zijn niet nieuw op de toeristische radar. De sprookjesachtige screensaverpieken in het noorden van Noorwegen trokken decennia terug al de eerste reizigers naar de archipel. In de eindeloos lange zomerdagen tenminste. Als de uurtjes daglicht ’s winters op één hand te tellen zijn, is het vreemdelingenlegioen aan wandelaars, wildkampeerders, fietsers en kajakkers nog elk jaar in een zucht weer verdwenen. Zonde. Hotels heb je immers vrijwel volledig voor jezelf. Het droomdecor is bedekt onder een dikke laag wit. Het Noorderlicht laat zijn groene gordijn wapperen aan de hemel. En het ritme van het leven wordt bepaald door die andere reiziger uit den verre: skrei, de kabeljauw die tussen januari en april met miljoenen tegelijk vanuit de Barentszzee komt om te paaien in een van de meest vruchtbare wateren op aarde.
“Kabeljauw was de voornaamste reden dat de eerste mensen zich hier überhaupt vestigden”, vertelt Mentzen; in zijn handen een gedroogd exemplaar, zo hard dat je er een homerun mee zou kunnen slaan. “Dit soort stokvis was ons eerste eten, ons eerste geld en – onder de Vikingen – ons eerste exportproduct.”
Zo’n 25 jaar geleden dreigden de wateren rond de Lofoten volledig leeg gevist te worden, maar strenger toezicht en een verduurzaming van de visserij brachten het laatste grote kabeljauwbestand ter wereld terug op peil. De droogrekken stokvis staan dus als vanouds als een erehaag langs de weg. De lokale jeugd vult weer de spaarpot door het lossnijden van kabeljauwtongen; een onmogelijk klusje met volwassen handen. En ook andere delicatessen – kabeljauweitjes (‘Lofotenkaviaar’), -pasteitjes en levertraan – vinden opnieuw hun weg naar liefhebbers tot ver buiten Scandinavië.
Ai Weiwei
En toch ontdekken de eilandbewoners in het kielzog van de visserij ook langzaam de potentie van het wintertoerisme. Bezoekers kunnen op hun sloepjes tegen betaling meeliften voor een speurtocht naar steenarenden. Rorbuer, de traditionele vissershutten, worden opgekrikt tot accommodaties. En ook Mentzen heeft zijn levertraanfabriekje – tot de laatste vierkante centimeter volgestouwd met netten, boeien, boordradars en andere vissersparafernalia – grotendeels omgebouwd tot openluchtmuseum annex kroeg.
Een deur verder is een oude kaviaarfabriek zelfs getransformeerd tot een contemporaine galerie. Met zijn Ai Weiwei stoelen en muurschilderingen van Bjorne Melgaard zou je Kaviar Factory – dankzij drie ontbrekende letters op de antieke voorgevel ook wel bekend onder de geuzennaam Kavi Facory – verwachten in metropolen als New York of Tokio; niet in de Noorse diepvries op ruim 22 uur rijden boven Oslo. “Mensen zijn compleet verrast als ze hier ineens op onze galerie stuiten”, erkent initiatiefneemster Venke Hoff. “Het landschap van de Lofoten is adembenemend, dus je vergeet hier gemakkelijk dat dit land nog meer te bieden heeft. Al ben ik er heilig van overtuigd dat ook bezoekers van de Lofoten meer willen dan alleen natuur. Als je het mij vraagt is dit gebouw dan ook gemaakt voor kunst.” Opgewekt: "En als je aan de muur even niets naar je gading vindt, kijk je gewoon naar buiten en kun je zomaar een orka voorbij zien zwemmen.”
Dat laatste is echter onwaarschijnlijk geworden. Waar de Lofoten kort geleden met recht te boek stond als een van de beste plekken in Europa om orka’s te spotten, is het tegenwoordig een zeldzaamheid dat de iconische dolfijnen zich er laten zien. De dieren zijn hun favoriete snack achterna gezwommen: haring. En laten die de Lofoten nou drie jaar geleden hebben ingeruild voor de Vesterålen; die andere archipel, een paar kilometer noordelijker.
Circus
En ze zijn niet de enige. Nederlander Marten Bril – een volle neef van wijlen schrijver Martin – verliet zijn geboortegrond tien jaar geleden al vanwege de visstand rond de Vesterålen. “Viswinkels zie je hier nergens”, vertelt de fanatieke vliegvisser en gevierd wildlifefotograaf. “Je koopt gewoon direct bij de vissers. Of nog beter: je gaat zelf een uurtje het water op en hebt in no time je boot vol.”
Aan de overkant komt hij dan ook nog maar zelden. In ieder geval in de zomer niet. “In juli zijn de Lofoten echt een circus. Maar ze hebben daar qua marketing 1000 jaar voorsprong op de Vesterålen. Iedereen loopt de Lonely Planet achterna.”
Foto: Marten Bril
Houden zo. Want mocht de grote toeristenstroom de Lofoten in de toekomst zelfs in de winter omarmen, dan ben je slechts één ritje met de veerpont verwijderd van de onbekende, maar minstens zo mooie bovenburen. Goed, de bergen zijn hier iets minder spits en staan een tikkie verder uit elkaar. Maar de Vesterålen hebben genoeg voor zich spreken. Meer wildlife dan in de gemiddelde BBC-documentaire bijvoorbeeld (Rendieren! Robben! 150.000 Papegaaiduikers!). Een half dozijn authentieke dorpjes. En de ultieme bucketlistervaring: de kans om te snorkelen met een… tromroffel… wilde groep orka’s.
Demon
Het was Bril zelf die een paar jaar geleden het lumineuze idee opvatte om zijn gasten een zwemsessie met orka’s aan te bieden. Hij gaat voor over een gladgevroren stoep (“gewoon lopen zoals je grootmoeder”) voor een klein college in zijn hoofdkwartier. “De orka is een kunstenaar in het aanpassen van zijn eetpatroon en jachtmethodes”, doceert hij. “Er zijn er bij die grijze walvissen uitputten door bovenop hun spuitgat te gaan liggen. Maar andere groepen zijn weer gespecialiseerd in de jacht op zeehonden, kabeljauw, koolvis of – hier bij de Vesterålen – haring.” En mensen dan? Dit is toch het dier dat in het Latijn demon uit de hel wordt genoemd, of op zijn Engels: killer whale? “Jawel, maar die reputatie is totaal onterecht”, onderstreept Bril. “Ze zien ons niet als prooi. Echt niet.”
Foto: Marten Bril
En dus neemt hij de gasten van zijn Sea Safari Andenes dagelijks mee op sleeptouw in de reusachtige baai van Andenes, waar het ’s winters een komen en gaan is van orka’s en andere walvissen. Om de dieren eerst op het spoor te komen is wel even een gezonde dosis geduld en een getrainde blik nodig. En Bril’s geheime wapen: de sleutel van de lokale vuurtoren. Een collega op de uitkijk geeft via de portofoon door waar ze beweging opmerkt, en wie wil mag vervolgens in een thermosuit in het heldere water gaan liggen om de nieuwsgierige orka’s onder zich door te zien schieten. Als het weer het toestaat tenminste. Tot teleurstelling dan wel opluchting van de opvarenden klotsen de golven vandaag veel te hevig voor een nadere kennismaking. “Ik kan niet riskeren dat jullie alle kanten op worden gedreven”, verklaart Bril. Och, wat geeft het ook? De hele boot kijkt met ingehouden adem hoe een stel majestueuze rugvinnen opdoemt op luttele meters van de boeg, en de ene na de andere orka zijn kop uit het water steekt. En nog eens. En nog eens. En weer omlaag voor een verse hap haring.