Bedoeïenen verdwalen niet
Ruim tachtig procent van Oman is een niemandsland van vale vlaktes en wilde woestijnen. Maar laat daar nou net het avontuur verscholen liggen.
Toen hij zes jaar was stuiterde hij al rond in de Toyota van zijn vader. Zijn kraakheldere dishdasha (hemdjurk) op het puntje van de stoel. De pedalen maar net in het bereik van zijn sandalen. Abdullah al Mughairy (27) vertelt het zonder te knipperen. Hij vindt het zo normaal als de dadels bij de koffie. In Nederland leer je misschien net zelfstandig veters te strikken; in de Omaanse woestijn in welke versnelling de zandduinen te bedwingen en hoe een stotterende carburator klinkt.
Droogjes: ‘Toen ik eindelijk achttien werd had ik al zoveel ervaring, dat ik binnen tien minuten mijn rijbewijs had. Zie je die truck daar gaan? Da’s mijn kleine zusje. Wij bedoeïenen zijn niet zoals die crazy Saoedi’s hiernaast. Onze vrouwen zijn vrij; autorijden kunnen ze als de besten. Hoe kun je iemand nou verbieden om dit te doen?’
De motor brult als een zwangere kameel nu de blinkende Landcruiser een zoveelste zandduin op stuift. Een witte stip in het eindeloze oranje.
Maanlandschap
Een paar dagen tussen de bedoeïenen van de Sharqiya-woestijn is het hoogtepunt van een roadtrip door een land wat er toch al niet verlegen om zit. Wie met zijn huurauto door het noorden van Oman tuft, zal zich verbazen over de ongekende diversiteit van het langs glijdende landschap. De forten en praalmoskeeën van authentieke 1001-nachtstadjes worden afgewisseld met goudgele zandstranden waar ’s nachts de ene na de andere zeeschildpad aan land krabbelt om te nestelen. De imposante pieken van het Al Hajargebergte lijken te zijn toegetakeld met een reusachtige kartelschaar om tussen de dorre kliffen ineens plaats te bieden aan de meest weelderige palmoases. Neem een duik in de onwaarschijnlijk heldere poeltjes en je vergeet bijna dat het in tachtig procent van het land – een gebied zo’n zes keer groot als Nederland – toch echt slechts zand is wat de klok slaat. Een eentonig niemandsland van dorre vlaktes, kaalgeslagen maanlandschap en woestijn. Vooral heel veel woestijn.
Het is dit niemandsland wat eeuwenlang het leefgebied was van Omans rondtrekkende bedoeïenenstammen. Het merendeel heeft zijn traditionele barasti (palmbladerenhut) al decennia geleden ingeruild voor een stenen optrekje in de bewoonde wereld, maar een enkele familie is de woestijn trouw gebleven. Ze fokken er kamelen (in feite zijn het enkel dromedarissen, maar de Omani maken geen onderscheid tussen een bult meer of minder) of hebben een woestijnkamp uit het oranje zand gestampt met oog op de aanzwellende toeristenstroom. Want het niemandsland mag dan niemandsland zijn; er voorbij rijden is voorbij rijden aan de serengeti in Tanzania of de Uyuni-zoutvlakte in Bolivia. De attractie der attracties overslaan; heb je zand in je ogen?
Sterrenplafond
‘Dat is Sultan, die is van mijn oom Ali. Dat is Abu Ali, die is van mijn broer Sultan. Dat is Sasoman, die is van…’ Abdullah stort zijn 4x4-jeep achteloos de diepte in vanaf een twintig meter hoge zandduin. Zijn ogen zijn gericht op een kluitje kamelen in de verte. Hoewel je zelfs in de meest onbewoonde uithoeken van het land gegarandeerd rondscharrelende kamelen tegenkomt, leven er geen wilde exemplaren meer, zo verzekert Abdullah. Omani gunnen hun vierpotige vrienden simpelweg de vrijheid om ongestoord rond te grazen en gaan pas naar ze op zoek wanneer hun diensten nodig zijn. Hun sterke lijf om de huisraad te verslepen, hun poep als brandstof, hun haren om kleden van te vlechten, hun melk om te drinken en uiteindelijk ook hun vlees. De rolverdeling die al eeuwen in de bedoeïencultuur staat gekerfd.
‘Ik herken onze kamelen vanaf grote afstand aan hun gezichten’, vertelt Abdullah ’s avonds onder het heldere sterrenplafond in zijn Nomadic Desert Camp. De schaduwen van het kampvuur grijpen naar zijn voeten. Een groepje reizigers lurkt aan een shishah (waterpijp) terwijl de scarabeeën zich als kamikazepiloten uit de lucht laten vallen. ‘Mijn familie heeft twintig kamelen. We fokken ze ondermeer voor de traditionele kamelenraces. Ik heb ze zien racen tegen paarden, waarbij het paard uitgeput neerviel. Een kameel krijg je niet moe. Het is een Ferrari; hij heeft een tankie op zijn rug. Goede racekamelen leveren insjallah gemakkelijk 40.000 euro op. Hoe ik zie of een kameel een goede racekameel is?’ Grijnzend: ‘Ik laat ze allemaal tegen elkaar rennen en wie wint is de beste.’
Hoewel een verblijf in een van de kampen aan de noordgrens van de Sharqiya (onder reizigers beter bekend als de Wahiba Sands) verplichte kost is op ieders reisprogramma, neemt Abdullah zijn gasten het liefst mee op een kamelentocht om in zeven dagen de hele woestijn te doorkruisen. Ook kortere trips zijn mogelijk, maar zonder gids de gigantische zandbak inrijden wordt door veel Omani gelijkgesteld aan een poging tot zelfmoord. Zelf kennen de bedoeïenen de woestijn als het binnenzakje van hun hemdjurk. Verdwalen? ‘Nee, daar doen we niet aan.’ Mijn auto vast rijden? ‘Nooit.’