Polonaise op het poolijs
Huizenhoge golven, steenkoude windvlagen en vlijmscherpe ijsbergen. De zeereis naar Antarctica kent vele uitdagingen. Maar de eindbestemming - zucht - is elke ontbering waard.
De ene passagier staat met tranen van geluk tegen de reling gedrukt. De ander schiet foto’s met het ritme van een volleerd paparazzo. En weer een derde is in de commotie zonder jas het dek op gesneld en staat nu glunderend zijn verkleumde vingers warm te blazen. De bron van alle opwinding: drie volwassen bultrugwalvissen van een meter of dertien. Twintig minuten lang dollen ze pal voor de MS Fram door de golven, terwijl elk stukje huid wat boven water komt op het voordek wordt ontvangen met een collectieve zucht, luid gejuich en zelfs euforische omhelzingen. Een zwaaiende vin… Een volmaakte staart… Een wulpse wrattenkop die achteloos een knipoog uitdeelt met een oog zo groot als een grapefruit… De bultruggen duiken weer even plagerig onder. Een peepshow in het poolwater.
Wildste zeestraat
Een paar dagen eerder staan de 215 passagiers van de MS Fram nog vol verwachting op de kade van het Argentijnse Ushuaia; de meest zuidelijke stad van de Zuid-Amerikaanse frietzak. Terwijl de koffers worden ingecheckt, ontstaan voorzichtig de eerste gesprekjes. Over het gebrek aan souvenirwinkeltjes op Antarctica (‘ik kidnap wel een pinguïn’). Over de onvoorspelbaarheid van het weer (‘vrienden van ons konden geen één keer van boord af!’). Maar vooral: over de golfslag van de huiveringwekkende Drake Passage.
Maar liefst 400 zeemijlen lang (lees: 740 km) verspert dit beruchte water de weg naar het Antarctische schiereiland. Goed voor twee volle dagen varen door het Grote Niets over de wildste zeestraat op aarde. Met pleisters, pillendoosjes, drukpuntenarmbandjes en holle kiezen vol gember wapenen de passagiers zich tegen de zeeziekte in het verschiet. De boeg van de MS Fram (een ijsbreker van de Noorse Hurtigruten) blinkt nu nog in het zonnetje, maar het schip zag al meer braaksel dan de toiletjuffrouw van de Efteling.
Eenmaal op volle zee toont de Drake zich deze middag echter van zijn zachtzinnige kant. Goed, de hardloopband en pingpongtafel op dek 7 vergen flink wat aanpassingsvermogen, maar over het algemeen blijft het bij gemoedelijk gedein. Alleen de Amerikaans-Indische advocaat Puneet baalt in het dekcafé zichtbaar van de coulante weergoden. ‘Hoe moet ik dit nou aan mijn vrienden vertellen?’, moppert hij. ‘Ik had een soort Perfect Storm verwacht, maar dit is gewoon gekabbel.’ De langslopende chefkok toont op zijn mobieltje de huizenhoge golven van een eerdere oversteek. ‘Kijk, dat lijkt er tenminste op!’
De volgende ochtend belooft de zee al meer avontuur. ‘Ik had nogal moeite om op één been mijn onderbroek aan te trekken’, klinkt het hoopvol bij het ontbijtbuffet.
Superlatieven
Terwijl de ontzagwekkende leegte twee dagen lang buiten de patrijspoorten voorbij glijdt, worden de uurtjes ondermeer gevuld met lezingen over de geschiedenis en natuur. Een spoedcursus biodiversiteit bijvoorbeeld van scheepsbioloog Rudolf Thomann. ‘Antarctica is een continent van superlatieven’, doceert hij een volgepakte zaal. ‘Het is het hoogste, droogste, leegste, winderigste en koudste werelddeel op aarde. De extreme condities in deze woestijn van 29 miljoen kubieke kilometer ijs zijn niet bepaald geschikt voor leven. Als we de pinguïns en zeehonden – die vooral in het water leven – niet meetellen, is het grootste landdier een vleugelloos muggetje van amper een centimeter. Je vraagt je bijna af wat we als mensen in vredesnaam op zo’n plek te zoeken hebben.’
Het is de vraag die ook bovendrijft na een duik in de boekenkast van de Fram. Ontdekkingsreizigers aten op Antarctica nauwelijks een eeuw geleden nog hun sledehonden om te overleven of beten uit pure waanzin hun eigen vingertopjes af. En dan is er nog die gekmakende eenzaamheid. Een Argentijnse dokter zat in 1984 al een jaar op zijn basis in Paradise Harbour, toen zijn schip hem kwam vertellen dat hij nog eens twaalf maanden moest blijven uit gebrek aan een plaatsvervanger. Oplossing: meneer stak uit pure wanhoop maar zijn hele hebben en houden in de fik waarna hij wel moest worden meegenomen.
‘Maar de schoonheid van Antarctica staat buiten kijf, hoor’, stelt Thomann gerust. ‘Het is het laatste ongerepte continent op aarde. En dat merk je werkelijk aan alles.’
Buiten tilt de mist het tipje van haar sluier op om een rij witgepoederde prachtpieken te tonen. Uit de scheepsspeakers klinken de verlossende woorden. ‘Ladies and gentlemen… welcome to Antarctica.’
Elastiekje
Kinbandpinguïns zijn eigenaardige dieren. Alsof ze hun zwart-witte smoking nog niet deftig genoeg vonden, is er onder hun snavel vanaf de geboorte ook het elastiekje voor een chique strik in de veren getekend. Wetenschappers bijten zich al decennia stuk op de functie van het zwarte lijntje, maar de passagiers – die per rubberboot en met gedesinfecteerde kleding worden afgezet op Half Moon Island – staren vertederd naar de guitige galavoorstelling.
‘Goh, ik had gedacht dat we naar ze op zoek moesten’, fluistert een oudere dame die haar eerste stappen in de Antarctische sneeuw zet. Integendeel. Hoewel je als reiziger wordt verzocht om op vijf meter afstand te blijven, is dat in kolonies van tienduizenden pinguïns simpelweg onmogelijk. Door de afwezigheid van natuurlijke vijanden aan land, waggelen ze zonder vrees langs je sneeuwlaarzen of komen ze even polshoogte nemen als je in hun derrie bent gaan liggen voor dat ene perfecte shot. Van ritsen is in het poolverkeer ondertussen geen sprake. ‘Een pinguïn heeft altijd voorrang’, benadrukt expeditieleidster Karin Strand. Halverwege het eiland ontstaat dan ook een file van blauwe scheepsjassen, omdat een gletsjer minutenlang versperd wordt door een pinguïnpolonaise.
Terwijl de feestbeestjes stuntelend voorbij glibberen, is het nauwelijks voor te stellen dat de eerste pinguïns ooit bontgekleurd en twee meter groot waren. Antarctica was nog bedekt met tropisch regenwoud. Totdat ook het schiereiland 40 miljoen jaar geleden van Zuid-Amerika losscheurde en het continent haar ijskoude facelift kreeg.
‘De bergen hier zijn dan ook feitelijk uitlopers van de Andes’, legt bioloog Thomann uit. ‘Maar kijk, daar komen wat dwergvinvissen en krabbenrobben omhoog.’
De reizigers die nog aan boord van de Fram op hun lift wachten hebben het er maar druk mee. In volmaakte symbiose stuiteren ze tussen stuurboord en bakboord, om geen glimp te missen van de beestenboel die aan weerszijden van het schip opduikt. Een onmogelijke missie.