Van hut naar her
Je kunt uiteraard naar de Alpen toe. Maar voor een echt avontuurlijke huttentocht leent de Drentse natuur zich minstens zo goed. Als je tenminste de weg kunt vinden.
Mijn vrouw is verdwaald. Goed, eerlijk gezegd zijn we natuurlijk samen de weg kwijt. Maar waar ik al een kompas nodig heb om de kassa te vinden in de Albert Heijn XL, heeft zij doorgaans het richtingsvermogen van een prijswinnende postduif. Behalve vandaag dan, in de bossen bij het Drentse Drouwen. De parkeerplaats ligt nog geen twee kilometer achter ons, maar onze plattegrond biedt nu al geen enkel houvast meer. “Je gaat niet goe-hoed!’, roep ik vanuit het kielzog. “Waarom is mama eigenwijs?”, vraagt mijn oudste zoontje zich hardop af vanuit de draagtas op mijn rug. We kunnen natuurlijk de navigatie-app op onze mobieltjes raadplegen. Maar wie op huttentocht gaat verlaagt zich niet tot dat soort moderne gadgets.
Woestenij
Met een huttentocht onderscheiden de reizigers zich van de toeristen. Onder avontuurlijke vakantiegangers geldt zo’n trektocht van kot naar kot dan ook als een groot goed. Gewone stervelingen zoals ik is het echter een brug te ver. Die steile bergpassen wil ik best trotseren. Maar het idee om daarna te moeten overnachten in een krakerige hut waar een meute wildvreemde medewandelaars in thermo-ondergoed middeleeuwse maaltijden zit weg te schrokken – zoals de Noorse cabaretier Are Kalvø hilarisch beschrijft in zijn boek De Outdoorwaanzin – strookt simpelweg niet met mijn idee van een fijne vakantie.
Het kan gelukkig anders. In het hart van Drenthe wacht natuurgebied Het Hart van Drenthe: drie aaneengesloten boswachterijen die tezamen 5000 hectare aan bos, hei, vennen en stuifzand vormen. En middenin die woestenij verstopten de mannen van startup Cabiner, in samenwerking met Staatsbosbeheer, de laatste drie jaar zonder al te veel tamtam acht hutten die zich op de wandelschoenen aan elkaar laten rijgen. “Tijdens een kampeervakantie in Noorwegen stuitten we na een lange wandeling ooit op een trekkershutje middenin een fantastische vallei”, vertelde Vincent Beekman (46), een van de vrienden achter het initiatief, me al. “We merkten hoeveel frisse energie en rust in ons hoofd het gaf om zo een nacht alleen in de natuur door te brengen. Maar toen we vervolgens gingen zoeken naar andere trektochten, vonden we alleen volledig ingerichte vakantiehuizen of gammele berghutjes waar je met z’n dertigen in wordt gepropt. Niets ertussenin.”
Het idee voor Cabiner was geboren. Gasten hebben de keuze uit een ‘unplugged’ verblijf in een van de hutten of een trekking langs meerdere exemplaren. Afhankelijk van je parkeerplaats en hutnummer moet je middels een fraai vormgegeven plattegrond tussen de twee en negentien kilometer door de Drentse natuur zien te navigeren om bij je slaapplaats te komen. Mijn vrouw en ik lieten zeven jaar geleden de belofte ‘let’s be adventurous’ in onze trouwringen graveren en hebben zodoende gekozen voor de helletocht van twee kilometer. In ieder geval nadat de coronacrisis een streep door de oppasdiensten van opa en oma heeft gehaald. De zoons zijn mee. De jongste (0) bij haar op de borst. De oudste (3) bij mij op de rug.
Foto: Cabiner / Pie Aerts
Golfkarton
Slaapzak. Kussensloop. Handdoek. Op de website van Cabiner krijgen gasten een beknopt paklijstje voorgeschoteld. Iedereen die ooit met jonge kinderen op vakantie is geweest weet echter dat de woorden ‘licht pakken’ voorgoed een utopie zijn. Oplospoeder, melkflessen, speen, kleurpotloden, Paw Patrol autootjes, reservespeen, luiers, pyjama’s, kalmeringskoekjes, reserve-reservespeen… We buffelen zo zwaarbeladen over de bospaden dat eventuele voorbijgangers zullen vermoeden dat onze verhuiswagen panne heeft. Niet in de laatste plaats omdat we ons verkeken hebben op de gulle hoeveelheid bio-boodschappen die Cabiner klaarzet op de parkeerplaats wanneer je een ontbijt- en dinerpakket aanvinkt bij je boeking. We verdelen de ingrediënten voor de kikkererwtentofustoof over onze toch al volle tassen en besluiten morgen – onderweg naar hut twee – terug te komen voor de linzencurry. Als we tenminste ooit de weg vinden.
- “Goddomme, ik verlies wéér de yoghurt.”
- “Ik kan alleen navigeren op basis van winkels en terrasjes.”
- “Papa, die tas doet pijn aan mijn piemel.”
Avontuur komt nooit zonder enig afzien. Maar wanneer we in het struikgewas eenmaal de contouren van hut C5 herkennen (alsnog pas nadat Google Maps redding heeft gebracht) is het chagrijn direct weggesijpeld. Dit huisje kwalificeren als een trekkershut is alsof je Frenkie de Jong een aardige voetballer noemt; het doet simpelweg geen recht aan de realiteit. Zelfs zoon één is onder de indruk: “Papa, het is prachtig!”
Onze hut heet officieel Wikkelhouse: een modulair designstulpje dat letterlijk van de band is gerold. Ingeperst tussen het bleke araucohout (binnen) en gebeitste Poolse grenen (buiten) zit namelijk het belangrijkste bouwmateriaal verstopt: een spekkoek van 24 lage afgewikkeld golfkarton. Het stijlvolle interieur houdt het midden tussen bouwmarkt en boetiekhotel. Zachte matrassen. Gietijzeren pan. Weckpotten met thee en percolatorkoffie. Zelfs de rookmelder is vermomd met gracieuze houtnerven. “We wilden comfortabele hutten creëren”, had Beekman al uitgelegd. “Om de volgende dag weer fit op pad te kunnen, moet je gewoon lekker kunnen slapen en eten. Maar vergis je niet: comfort is iets heel anders dan luxe.” Hij wil maar zeggen: het avontuur moet wel overeind blijven. De hutten zijn daarom niet aangesloten op het water-, noch elektriciteitsnet. Wie er warmpjes bij wilt zitten, moet de handen uit de mouwen steken. Ik vind het prachtig. Een warme douche blijkt een heel stuk bevredigender wanneer je het water met je blote mannenklauwen uit de grond omhoog hebt gepompt; hebt verwarmd met een kachel die je zelf hebt opgestookt; van hout dat je zelf met de huisbijl doormidden hebt gekliefd. Of de macho die voor jou in de hut zat. Beekman: “Je moet er misschien even handigheid in krijgen. In zo’n off-grid hut duurt het bijvoorbeeld langer voordat de pan op het vuur is opgewarmd. Maar een goede planning hoort nu eenmaal bij een huttentocht.”
Foto: Cabiner / Sander Eljenberg
Mocht je dat al als een ongemak ervaren, dan maakt de omgeving alles goed. Drenthe is verreweg de leegste provincie van ons land. En dan is de locatie van de hutten ook nog eens zorgvuldig gekersenplukt door de plaatselijke boswachters. Het voelt alsof moeder natuur haar VIP-area speciaal voor ons heeft afgezet. Pas na een dag in de natuur lopen we iemand anders tegen het lijf. “Wat is het schitterend, hè?”, zucht de dame die met haar hond langs een weids meer struint. “Ik ben begonnen met fotograferen, maar ik kan gewoon niet meer stoppen.” Geef haar eens ongelijk. In het gastenboek in de hut had ik al gelezen over het azuurblauwe water van het Gasselterveld. Ik had schamper gelachen om de overdreven Caribische kleurbeschrijving. Maar eenmaal aan de oevers van de voormalige zandafgraving blijken de leemdeeltjes in het water inderdaad een opvallend tropische tint los te weken. De torenhoge dennen op het droge doen daarentegen aan Zweden of Finland denken. En langs de vennetjes kun je op zoek naar vleesetende planten. Met zijn kleverige tentakeltjes grijpt de zonnedauw vliegen uit de lucht.
Droogtoilet
Dag twee. Vandaag staat de ravitaillering op de parkeerplaats op het programma, gevolgd door nog eens vijf kilometer lopen naar hut C6. Mijn vrouw blijkt haar navigeertalent te hebben hervonden. Wel heeft de zon voor het eerst in anderhalve maand plaatsgemaakt voor een schier eindeloze stortbui. In een opwelling besluiten we bij de auto om zoon twee voor de rest van de reis in zijn kinderwagen te vervoeren. Huttentocht per Bugaboo: echt avontuurlijk klinkt het niet, maar een verlichte rug en (bijna) droge baby zijn ook wat waard. Om de banden door de drijfnatte zandpaden heen te ploegen is bovendien minstens zoveel spierkracht als doorzettingsvermogen nodig. Al snel zijn we doorweekt. Zoon één weerhoudt het er niet van om in slaap te sukkelen. Ik hoor hem reutelen op mijn rug.
C5 blijkt na een uur ploeteren een kopie van C6; zoals alle hutten in Het Hart van Drenthe er identiek uitzien. En toch worden we wederom getroffen door de schoonheid van het tafereel: één zo’n stijlvol spikkeltje, weggestopt tussen vijftig tinten groen. Instagramlikes gegarandeerd. Niet verwonderlijk dus dat vooral millennials smullen van die hippe hutten op de hei. Op de pagina van Cabiner zelf struikel je over de beanies en baardjes, vergezeld door hashtags als #survivingwilderniss #tinyhouse en #nowifi. Ook wij passen akelig goed in het hokje: grootstedelijke dertigers die met plezier de natuur opzoeken, maar na een tijdje ook gauw weer achter hun flat white of NEIPA-bier in het buurtcafé willen zitten.
Waar op Instagram de holle frasen en uitgekauwde clichés regeren, blijkt het echte leven gelukkig een stuk verrassender. Je baby die van bed dondert omdat je een ree voorbij ziet scharrelen. Je oudste zoon die telkens weer in de verkeerde afvoer van het droogtoilet poept (waarna de boel toch echt overgeheveld moet worden). De boswachter die precies op de glazen voorpui klopt om een tekentangetje aan de ehbo-doos toe te voegen, op het moment dat jij je zeiknat geregende onderbroek staat uit te wringen. Wie durft er nog te beweren dat je in eigen land geen avontuur kunt beleven?