Mantelzorg op volle zee
Humberto van den Broek (61) vaart al bijna twintig jaar rond in de Stille Zuidzee, als zijn hoogbejaarde moeder Tilly plots bij hem aan boord wil wonen. Samen zeilen ze drie jaar lang de horizon tegemoet. Het avontuur van haar leven. En het zijne. “Mama was ons geheime wapen.”
Het maakt nauwelijks uit bij welk eiland in de Stille Zuidzee Humberto van den Broek nu weer zijn anker heeft uitgegooid. Wanneer hij ’s ochtends de slaap uit zijn ogen wrijft, kijkt hij immer uit op een decor dat de meeste mensen alleen kennen uit pensioenfondsreclames of het bureaublad van hun kantoorcomputer. Over de hagelwitte zandstroken en het azuurblauwe water verbaast hij zich al lang niet meer. Pas wanneer hij bij het krieken van de dag zijn visnet heeft leeggehaald en is teruggekeerd naar zijn catamaran, komt het moment waar hij nog steeds niet aan kan en wil wennen: de boot is leeg. Niet langer de twee opgestoken duimen waarmee zijn moeder hem vanuit haar slaapcabine begroet. Niet meer haar gelukzalige grijns wanneer ze op de foto gaat met de gevangen barracuda, trevally of rode mul. Schreeuwende stilte. “Toen ik nog met mijn Pyreneese herdershond Toa voer, stond ze altijd te kwispelen wanneer ik terugkwam aan boord”, herinnert Humberto zich. “Zelfs wanneer ik maar een paar minuten was weggeweest, was dat beestje door het dolle. Met mijn moeder was het net zo. Ze was elke dag even enthousiast.”
Geen stilligger
“Heb nog nooit een agenda gehad.wil wel een datum afspreken maar vergeet dat soort dingen altijd.elke dag is zondag hè.als je belt dan heb ik gewoon altijd tijd.geen afspraken.bel gewoon wanneer het je uitkomt.”
Eind maart is er ineens dit antwoord op een interviewverzoek dat we drie maanden eerder hebben verstuurd. Typisch Humberto, zo blijkt snel. Al is het aan het coronavirus te danken dat hij ineens wekenlang bereik heeft om te bellen. Lang heeft hij liggen dobberen in zijn favoriete baai bij het eilandje Fulaga, vertelt hij tijdens een reeks urenlange telefoongesprekken. De zeldzame vonk wifi van een verderop gelegen basisschooltje is al in december weggevallen, nadat de schooldirecteur de stekker van de peperdure internetverbinding lostrok voor de kerstvakantie. Van het coronavirus hoort Humberto pas wanneer hij halverwege maart aanmeert in Suva, de hoofdstad van Fiji, en ineens geen vin meer mag verroeren. “Ik had onderweg allerlei eilanders opgepikt die in Suva naar het ziekenhuis wilden. De een had diabetes, de ander was zwanger, een derde had een nekgezwel. De douane-inspecteurs wisten niet wat ze meemaakten. Geen schip mocht vanwege het virus nog uitvaren, maar daar was ik ineens met een boot vol patiënten. Ik ben bijna mijn laatste dubbeltjes kwijtgeraakt aan boetes. Al heb ik nog aardig kunnen afdingen omdat ze me hier praktisch als familie beschouwen.”
Dat hij al bijna twintig jaar ronddobbert in de Grote Oceaan, komt dan ook niet door het droomdecor of de tropische temperaturen, benadrukt hij. Het is die zonnige volksaard waar hij maar geen afscheid van kan nemen. In Nederland moet hij een afspraak maken om bij vrienden te mogen eten. In Fiji kan hij geen huisje voorbijvaren zonder door wildvreemden te worden uitgenodigd voor een feestmaal. “Ik ben het meest geadopteerde kind van de Pacific.”
Een baan heeft Humberto al twintig jaar niet meer. Boodschappen? De kokosnoten en verse vissen zijn nooit ver weg. Om geld te verdienen voor onderhoud aan zijn boot, stouwt hij het ruim soms vol flessen cava, die hij naar de meest afgelegen stipjes op de wereldkaart zeilt. En als de nood echt aan de man komt, kan hij altijd nog wat toeristen rondvaren. Maar liever niet. “Ik ben een specialist geworden in goed leven zonder geld.” Niue. Pangai. Ono-i-Lau. Malolo Lailai. Achteloos strooit hij met exotische eilandnamen, alsof hij een fietsritje door de polder beschrijft. Hij heeft het geprobeerd, een vaste stek zoeken op een van die paradijsjes. Keus genoeg. Maar hij kan niet meer aarden op het droge. “Ik ben geen stilligger. Mijn moeder ook niet trouwens.”
Dictatortje
Lang voordat de woelige baren zijn huis worden, komt Humberto als Huub ter wereld in het Brabantse Vught. Op bijna 120 kilometer van de kust groeit hij op in een gezin van elf kinderen. “Ik was nummer één van nummer twee. Mijn moeder was aanvankelijk de oppas van mijn vier oudere halfzussen. Toen hun moeder overleed, werd ze door mijn vader zijn tweede huwelijk ingesleept. Hij nam haar gewoon mee naar een vriend die pastor was. Ze was overdonderd; durfde geen ‘nee’ te zeggen. Na mijn geboorte volgden nog vier meisjes en twee jongens.”
Van een gelukkig gezinsleven is geen sprake. Een understatement. Vader Van den Broek houdt zijn vrouw en elf kinderen stevig in de bankschroef. Iedereen wordt geacht om bij te dragen aan zijn succesvolle handeltje in conservenblikken. “We konden nauwelijks lopen of we moesten al vrachtwagens augurken lossen of in ijskoud water etiketten afweken. Het werk was nooit, nooit, nooit klaar. Sloopwerk was het. Helemaal voor mijn moeder, die tien jaar lang continu zwanger was en zelfs tijdens haar hevige migrainebuien niet even mocht gaan zitten. Ze moest bij hem bedelen om boodschappengeld, mocht haar familie niet zien en werd door dat kleine dictatortje bewust dom gehouden. Ik zag de angst op haar gezicht wanneer buiten de dieselmotor van mijn vaders’ Mercedes klonk. Wij kinderen waren ook doodsbang; iedereen stoof direct weg. Kijk, mijn vader heeft het zwaar gehad in de oorlog. Misschien heeft het hem gevormd. Maar is dat een geldig excuus? Godverdorrie, je moet eens weten hoe vaak ik als klein jongetje droomde dat ik een geweer had.”
Op zijn zestiende trekt Humberto de deur van het rijtjeshuis in Vught voorgoed achter zich dicht. Een ontsnapping, ja. Bij de zeeverkenners in Den Bosch heeft hij voor het eerst van de vrijheid geproefd. Het smaakt naar meer. Hij meldt zich aan voor de vacature van windsurfleraar bij een net opgerichte surfschool in Hank. Met een megafoon moet hij instructies roepen vanuit een sloepje. Klein detail: Humberto heeft nog nooit op een plank gestaan. “Maar dat had niemand in die tijd. Er is nooit iemand achter gekomen dat ik er zelf ook nog niks van bakte.”
Niet veel later vindt hij werk op rijncruises. Met een schip vol senioren van Arnhem naar Rüdesheim. Piepers koken, dek schrobben, ramen zemen; honderd uur per week voor een habbekrats. “Ze wrongen me helemaal uit. Die ouwe mensen lieten vaak hun kippetjes staan, die ik dan hongerig opvrat.” Volgende baan: op een binnenvaartschip vol suikerbieten naar Meppel, Oude Zeug of Stampersgat. “Zo heb ik leren varen. Zo’n schipper wordt op een gegeven moment ook te moe om aan het roer te blijven staan. Alleen mijn vriendinnetje zag ik nooit meer. Dit was het ook niet dus.” Glunderend: “Wat een rampverhaal, hè? Joh, ik heb een hoofd vol levens.”
Op zijn negentiende emigreert hij naar Calafell, een zongebleekt kustplaatsje aan de Spaanse Costa Dorada. Huub wordt Humberto. Hij trouwt, krijgt twee zonen en slaagt er in om een noodlijdende bar nieuw leven in te blazen. ’s Avonds tot in de vroege uurtjes achter de toog. ’s Ochtends, de mist van drank nog in zijn hoofd, windsurfplanken verhuren op het strand. Of liever nog: zelf het water op. Surfen totdat het dorp uit zicht verdwijnt. Grotten doorpluizen. El Holandes errante, noemt men hem. De dolende Hollander.
Het is de naam die ook zijn zeilboten zullen dragen. De eerste koopt hij pas op zijn veertigste. ‘Wat wil je nu echt met je leven?’, vraagt zijn vrouw op de ochtend dat ze besluiten om als vrienden een punt achter hun uitgedoofde huwelijk te zetten. ‘Wegvaren’, antwoordt Humberto. Een paar weken later heeft hij in Friesland een 27-voetertje op de kop getikt. Wanneer de Franse kustwacht bij Duinkerke met geweren aan boord klimt, vertelt hij onderweg te zijn naar Polynesië. De woorden verrassen hem zelf ook.
Rollator
En nu ligt hij inmiddels alweer acht weken voor anker in Fiji, vertelt hij tijdens een tweede gesprek in mei. Het coronavirus is ook in de Stille Zuidzee nog altijd niet uitgedoofd. Het valt hem zwaar. “Ik word nu wel onrustig, hoor.” Hij mag niet eens even het graf van zijn moeder bezoeken.
Jarenlang heeft Tilly Crijns de reizen van haar oudste zoon vanachter haar keukentafel in Vught op de voet gevolgd. Met een atlas uit 1964 op schoot schrijft ze in keurige krulletters de eilanden op papier. “Ik ben sinds mijn negentiende niet veel in Nederland geweest, maar de band met mijn moeder is altijd grandioos goed gebleven”, onderstreept Humberto. “Na de dood van mijn vader, bijna dertig jaar geleden, viel er een enorm gewicht van haar schouders. Ze was dolblij. Al heeft ze nog lang zorg gedragen voor Joepie, mijn tien jaar jongere broer die het downsyndroom had.”
Vier jaar geleden overlijdt zijn broertje na een ziekbed aan kanker in de buik. “De goede broer”, noemt Humberto hem. De enige van zijn broers en zussen waarmee hij altijd een warme band heeft gehad. Als hij een paar weken na de begrafenis weer is teruggevlogen naar Fiji, daalt het contact met de rest van de familie helemaal tot het vriespunt. “Na de dood van mijn broertje belde ik elke twaalf uur met mijn moeder. Op een gegeven moment zegt ze ineens: ‘Weet je, ik zou heel graag naar Fiji komen. Je hebt er zoveel over verteld; nu wil ik het weleens met mijn eigen ogen zien.’ Natuurlijk moest ik even slikken. Ik heb een vrij leven; soms heb ik een tijdje een backpackster aan boord, weet je wel. Ik zeg: ‘Sorry mam, ik ga echt nooit meer op land wonen.’ Maar ze wist van geen wijken; had een heel plan uitgepuzzeld. Ze was vastberaden om haar huis te verkopen en had al een catamaran voor ons uitgezocht op internet. Veel te duur ding natuurlijk.”
Humberto gaat overstag. Na al die jaren in het buitenland heeft hij nog wel wat goed te maken, redeneert hij. Al realiseren zowel hij als zijn moeder dat haar reis een enkeltje zal zijn. Tilly is 90 jaar oud. Door artrose heeft ze voortdurend pijn aan haar gewrichten en kan ze alleen nog maar een beetje schuifelen achter haar rollator. Een leven op zee lijkt onverantwoord gekkenwerk. “Toen ze het plan voorstelde, voelde ik dus meteen dat het oorlog zou worden in de familie. En dat gebeurde ook. Ze waren de erfenis al bijna aan het verdelen, en ineens steekt mijn moeder al haar geld in een catamaran. Ze heeft een hele rits dokters en ouderenorganisaties moeten overtuigen dat ze wilsbekwaam was. Daarna heeft ze het hele zooitje onterfd. Niemand van de kinderen heeft haar uitgezwaaid.”
Na dagenlang speuren op internet vindt Humberto een 15 meter lange catamaran die na schade door een orkaan al drie jaar ligt te verstoffen. Hij knapt het beestje op, doopt het tot El Holandes errante – nummer drie alweer – en voorziet de boot van de nodige aanpassingen voor zijn moeder. Een lift om haar aan boord te tillen. Overal handgrepen en extra lage traptreden. Een elektrisch toilet. Warm water. Het ruim stouwt hij vol met breipennen, bollen wol en vuistdikke boeken van Danielle Steel. Aanvankelijk vliegt Tilly naar Curaçao – waar de oversteek naar Fiji begint – samen met een oude vriendin van Humberto, die hem op de boot zal helpen met de zorg. Het klikt niet. “Ik was blij dat ze een retourticket had. Mama en ik besloten al gauw om het gewoon met zijn tweetjes te doen.”
Al in de eerste weken op zee laat Tilly zien uit welk hout ze is gesneden. Bij Colombia smijten metershoge golven de catamaran op en neer als een badeendje. Ze wordt zeeziek. “Maar ze zei direct: ‘Mij hoor je niet klagen, jongen. Dit was mijn eigen idee.’ Dat was ook het mooie: ze had honderd procent vertrouwen in mijn keuzes aan het roer. Dat is knap, hoor. Ik heb in veel betere weersomstandigheden mensen rondgevaren die zaten te bibberen in de boot. Mijn moeder bleef altijd onverschrokken. Dat bewonderde ik enorm.” Ook als de wind gaat liggen en de geplande oversteek van drie weken oploopt naar 46 dagen, geeft ze geen krimp. Humberto heeft zich verrekend in de voedselvoorraad, realiseert hij zich. Het eten raakt op. “Maar wanneer passerende schepen hoorden dat ik met mijn 90-jarige moeder onderweg was, hielpen ze ons direct. Mama was ons geheime wapen. Er werden enorme tonijnen aan boord gedragen. Ze werd toegezongen via de boordradio. Een kapitein kwam aan boord om een kusje te geven.”
Medicijn
De aandacht die ze krijgt op volle zee, verbleekt bij de warmte waarmee ze op de Pacifische eilanden wordt overspoeld. Humberto kan er dagenlang over vertellen. Elke herinnering trekt als een sleepnet door zijn hersenpan, en sleurt daarbij weer een vangst aan nieuwe verhalen mee. “De mensen hier begrijpen dat we allemaal onderweg zijn naar de dood. Oude mensen worden niet afgeschreven en weggestopt in bejaardentehuizen, maar krijgen juist extra veel respect; helemaal op de meer geïsoleerde eilanden. Mijn moeder werd op handen gedragen. Ze genoot zo van die aandacht. Dan zei ze: ‘Ik heb mijn hele leven voor mensen gezorgd. Nu is het mijn beurt.’”
Hij vertelt over het dove stamhoofd dat met Tilly wil trouwen. Het piepkleine eilandje nabij Bora Bora, waar ze tot koningin wordt gekroond. Haar gebreide truien en mutsen die ineens overal opduiken in het straatbeeld. “Soms moest ik even een winkeltje in om wat voor haar te kopen, en dan bleef ze vaak op de stoep zitten. Wanneer ik weer terugkwam was ze altijd omringd door mensen. Ze zat gewoon in het Nederlands te kletsen. Vertalen mocht ik niet. Dat had ze helemaal niet nodig.”
Met de dag begint zijn moeder jonger te ogen, zweert Humberto. De pijntjes verdwijnen. Ze sjokt steeds soepeler achter haar rollator over het strand. “De jaren vlogen eraf. Natuurlijk heeft het warme weer en verse voedsel haar goed gedaan. Maar de aandacht van de mensen was het echte medicijn.” Oordeel zelf; hij heeft de foto’s aan zijn zijde. Steeds weer die fonkelende ogen, stralende lach en wapperende haren. Een wereld van verschil met de donkere oogkassen en het opgeföhnde permanentje van voor vertrek. “Nog één anekdote dan… Acht laat maar zitten… Er zijn te veel verhalen.”
Begrijp hem niet verkeerd, natuurlijk krijgt Humberto het als mantelzorger vaak flink te verduren. Douchen kan zijn moeder niet zonder hulp. Haar oude benen moeten gemasseerd worden om de bloedsomloop op gang te houden. En ook met luiers zijn er soms de sanitaire ongelukjes. “De zorg was heel intensief. Maar als je van iemand houdt, kost dat geen moeite, joh. Ik had het nog jaren willen doen. Het klinkt gek, maar omdat ik al zo lang weg was uit Nederland, zag ik haar nog helemaal niet als een oude vrouw. Net zoals ik voor haar nog altijd het jongetje van vroeger was.”
Bijna drie jaar lang blaast de wind El Holandes errante de oceaan rond. Ruim 25.000 kilometers leggen ze samen af. Humberto aan het roer. Tilly op de voorboeg, genietend van de zonsondergang of André Rieu. “We hebben dagenlang gekletst. Eigenlijk stond ik er nu pas bij stil hoe zwaar mijn moeder het vroeger heeft gehad.” Soms is er even het bereik om te bellen met de buurtjes in Nederland. “Dan zag ik hoe ze haar kunstgebit bloot lachte en hoorde ik haar opscheppen. ‘Jullie hebben daar regen zeker?’ Was ze als een kind zo blij.”
Troosten
Dat de tijd het tweetal op de hielen zit, wordt pas in het voorjaar van 2019 duidelijk. Tilly wordt van de ene op de andere dag geplaagd door koortsachtige nachtmerries. Ze zwalkt ‘s nachts ijlend over het dek. Levensgevaarlijk. Humberto zeilt naar Savusavu, met bijna 7000 inwoners een van de grotere steden van Fiji, waar zijn moeder wordt opgenomen in het ziekenhuis. Ze gaat snel achteruit. Een reis naar Nederland zal ze niet redden, is al snel de conclusie. Ze wil het ook niet. Ze is al thuis. Eten houdt ze niet meer binnen, haar adem reutelt steeds luider, maar het hart weet van geen opgeven. Humberto ligt naast haar in bed of op de grond. Haar haren in een piratenknotje, hun vingers verstrengeld. Wekenlang wijkt hij alleen van haar zijde om als een zombie naar zijn boot te strompelen en de ziekenhuislakens te wassen. “Op een gegeven moment had ze zich al anderhalve dag niet meer bewogen. Praten kon ze sowieso al niet meer. Ik hing huilend boven haar bed, en ineens stak ze heel langzaam haar handen omhoog. De ene legde ze liefkozend op mijn rug, met de ander gaf ze zachte tikjes op mijn hoofd. Troosten was het. Zo ongelofelijk mooi.”
Op 4 mei 2019 komt het avontuur van Tilly Crijns ten einde. Ze is 92 jaar geworden, en wordt begraven in het rode zand van Savusavu. Haar graf wordt door de eilanders bedolven onder de bloemen, heeft uitzicht op zee en is omringd door wuivende palmen. “Vandaag gaat het goed”, vertelt Humberto, een jaar later. “Maar op sommige dagen… godverdorrie wat mis ik haar. Ik ben een heel positief mens – het leven is een schitterend cadeau – maar het gat is een beetje te zwart. Ik krijg het niet opgevuld met weer een tropisch eiland of een rondje om de wereld. Mijn moeder heeft mijn leven in korte tijd zo puur en betekenisvol gemaakt. Samen gingen we tegen de stroom in. We konden zelf ook niet geloven dat het is gelukt.”