Tussen kunst en kust
Van Rembrandt tot Van Gogh en van Mondriaan tot Vermeer. Welke Hollandse meester je ook opnoemt, je kunt er donder op zeggen dat diens werk ooit bij Hizkia van Kralingen (52) in de vrachtwagen lag. Met dank aan zijn eigen meesterwerk: de Turtle, een transportkist die de internationale kunstwereld in razend tempo verovert. Gebaseerd op zijn eigen surfplank nota bene. “Surfen is en blijft de rode lijn.”
Wie vanaf de boulevard van Scheveningen zijn ogen samenknijpt, kan hem nog net zien gaan. Hizkia van Kralingen. Een stipje in het eindeloze blauw. Zo ver uitgepeddeld dat de horizon hem alweer aan het uitgummen is. Even de leash los en een stukje zwemmen. Of op zijn windsurfboard, scherend over de schuimkoppen, brullend van plezier. Het ontzag. De vrijheid. De euforie. De rust. “Ik vind het heel fijn om me nietig te voelen”, vertelt hij. “Alleen op zee wordt dat toerental in mijn hoofd eindelijk een tandje teruggedraaid.”
Het is dezelfde maalstroom aan emoties die door zijn kop kolkt wanneer hij hier, in zijn Haagse kantoor, L’Océan van Karel Appel bekijkt. Al achttien jaar hangt het schilderij aan de wand. Duizenden keren hebben de woeste penseelstreken zijn blik gevangen. “Maar ik verlies mijzelf nog iedere keer in die oneindigheid”, onderstreept Van Kralingen. “Ik ben iemand die me kan verwonderen over de kleinste dingetjes. Een dromer. Dat doet die gekke zee met je. Maar dat doet kunst net zo goed. Even vluchten uit de werkelijkheid.”
Dinosaurus
Kunst was het eerst. Opa Van Kralingen bediende met zijn verhuisbedrijf eind jaren ’40 het Mauritshuis tijdens een renovatie. Op de zwart-witfoto’s in het familiealbum is te zien hoe hij het Portret van Michiel de Ruyter van Ferdinand Bol naar buiten tilt. Dekentje eromheen en de bus in. Andere tijden.
Nadat Hizkia’s vader de leiding over het verhuisbedrijf heeft overgenomen, wordt de klantenkring uitgebreid met het Gemeentemuseum en de galerie van Karel Appel. “Die werken stonden gewoon bij mijn vader op de zaak”, herinnert Van Kralingen zich. “Ik speelde met mijn vriendje tussen de schilderijen. De beelden? Daar klommen we op.” Het kunstvirus zit hem dan ook al vroeg op de hielen. Hij heeft geen schijn van kans. Buffelen met bankstellen, boekenkasten en bijzettafeltjes kan hem moeilijk bekoren. Sjouwen met schilderijen is een ander verhaal. ‘Pa, mag ik alle klanten uit de kunsthoek overnemen?’, vraagt hij in 1990, net 22 jaar jong. ‘Dan begin ik voor mijzelf.’ Hizkia van Kralingen, kunsttransporteur.
Eerlijk is eerlijk: de eerste passen op eigen benen waren niet allemaal overtuigend. Met een steekkarretje met veel te harde banden een schilderij vervoeren over de kinderko-ko-ko-kopjes bij Museum Het Prinsenhof Delft, de directrice aan de zijlijn met de paniek in haar ogen. Of het dieptepunt: het 75 miljoen jaar oude hypacrosaurusskelet uit Canada dat op de steile hellingbaan naar het Museon voorbij de laadklep schuift en in brokken breekt. “Twee jaar lang hadden de paleontologen dat skelet in elkaar zitten lijmen. Je begrijpt, mijn zelfvertrouwen lag naast die dino aan diggelen.” Het incident haalt het achtuurjournaal en alle grote kranten. Zijn bedrijf dreigt in de knop gebroken te worden. Totdat Van Kralingen ten overstaan van de voltallige kunstwereld met klamme handjes zijn mea culpa doet. ‘Het is ons overkomen. Verschrikkelijk. Maar ik ga er niet voor weglopen.’ “Het is een cliché, maar om succesvol te zijn moet je op je bek gaan”, zegt hij er nu over. “Ik heb vaak voor hete vuren gestaan, maar ben altijd net op tijd weer weggeglipt.”
Vochtvreter
Ondertussen heeft ook het surfen hem al lang in de greep. Op het Grevelingenmeer staat hij in 1976 voor het eerst op een windsurfplank. Het board van zijn oudere zus: een Ten Cate 36 met houten giek. Een piepklein Adidasbroekje. En de grijns op zijn gezicht die maar niet weg wil gaan.
De liefde voor het golfsurfen volgt later. Pas halverwege de jaren ’80 duiken enkele pioniers bij Scheveningen in het water op een surfplank zonder zeil, herinnert Van Kralingen zich. Rauwdouwers zonder enige behoefte aan pottenkijkers. NO KOOKS en LOCALS ONLY kalken ze met stift op hun surf caps of spuiten ze met graffiti op de donkere keien van de oude boulevard. “Dat localism was heel sterk. Ik was dan wel een jongen uit Den Haag, maar moest als windsurfer toch heel hard mijn best doen om geaccepteerd te worden. Mooi niet dat de coole dudes mij gingen helpen als ik weer eens met mijn kop tegen de bodem kwakte.”
Dat de surfplank ook zijn zakelijke koers drastisch zal beïnvloeden, kan hij onmogelijk bevroeden wanneer een collega bij het Gemeentemuseum hem in 1994 aan zijn wetsuit trekt. ‘Hiz, kun jij niet een alternatief bedenken voor al die houten kisten?’ Elk te vervoeren kunstwerk komt destijds tussen de houten planken terecht; ook al moet er soms een breekijzer aan ten pas komen om de boel na aankomst weer te openen. Het is een gegeven waarover de jonge ondernemer zich al eens achter de oren heeft gekrabd. Zijn eerdere oplossing: de Hizkia van Kralingen Humidity 2000, een verhuiskist vol vocht vretend silicagel, zoals de zakjes in nieuwe hardloopschoenen. Een mispeer. “Uiteindelijk bleek dat schilderijen zouden kromtrekken als er zoveel vocht uit gezogen zou worden.” Lachend: “Tsja, ik houd nu eenmaal van innoveren.”
Voor zijn volgende poging gooit hij het over een andere boeg. Een ideale kunsttransportkist is als een surfplank, bedenkt hij. Hard vanbuiten, zacht vanbinnen. Een eurekamoment durft hij het niet te noemen. Eerder een lucky shot. Hij klopt aan bij Wave Warrior, twee Katwijkse boardshapers, en al snel ziet de eerste kist het licht. Van buiten een harnas van polyester. Vanbinnen een bedje van schuim. En in het hart een houten plaat om bij eventuele temperatuurschommelingen elk druppeltje condens op te zuigen, zelfs al moet de kist van São Paulo naar Spitsbergen worden vervoerd. Andere pluspunten: de met schuim ingepakte houtplaat hangt verend in de kist, waardoor trillingen zoveel mogelijk worden opgevangen. Dankzij vier verstelbare hoekblokken vol klittenband krijgen schilderijen van elk formaat bovendien een naadloze omlijsting zonder dat er ook maar een spijker, schroef, tape of touwtje aan te pas hoeft te komen. O, en de naam natuurlijk. Turtle. Misschien niet de snelste, maar altijd arriverend op de bestemming.
“Het Gemeentemuseum had het lef om meteen honderd Turtles aan te schaffen. Zeventig Mondriaans vlogen daarmee in 1994 naar het New Yorkse MoMA en de National Gallery in Washington.” Vier jaar later besluit ook het Van Gogh Museum om zijn schilderijen nog enkel per Turtle de wereld over te sturen. Van Kralingen vliegt mee naar Los Angeles om de kunstwerken hoogstpersoonlijk uit te pakken. 's Ochtends surfen op Malibu. 's Middags – het zout nog in de haren – met onschatbare schilderijen in zijn handen in het LACMA. Amandelbloesem. De zonnebloemen. De slaapkamer. “Ik heb ze allemaal beetgehad.”
Meesterwerk
De Turtle maakt traag, doch gestaag zijn opmars in Nederland. De kisten worden stapje voor stapje de museale standaard voor kunsttransport; Hizkia van Kralingen het bedrijf – en de man – om het ene na het andere topstuk naar Tokio, Sint-Petersburg of Brasília te vervoeren. Het melkmeisje van Vermeer. Victory boogiewoogie van Mondriaan. Portret van een oude man van Rembrandt. “Er is geen Nederlands meesterwerk wat niet in een Turtle de wereld over is gegaan.” Hij heeft dan ook veel te danken aan de populariteit van het Nederlandse culturele erfgoed, realiseert hij zich. “Waar ter wereld je ook een Van Gogh tentoonstelt, er komt bijna gegarandeerd een half miljoen mensen op af.”
Tegelijkertijd bezit de Turtle onder zijn schild simpelweg alle eigenschappen die een conservator kan wensen; ook al ontdekte Van Kralingen sommige pas gaandeweg. De kist is veiliger (zelfs bij hevige turbulentie), sneller (in vijf minuten in te pakken), duurzamer (geen overbodige boomkap) en goedkoper dan de concurrentie van hout. “Het heeft niet verkeerd uitgepakt”, glimlacht Van Kralingen. De ogen twinkelen. Zijn eigen meesterwerk.
Zo enthousiast als de Nederlandse kunstwereld de Turtle ontvangt, zo moeizaam krijgt het beestje aanvankelijk voet aan de grond in het conservatieve buitenland. “De Turtle was een disruptor. Toch heb ik altijd geroepen dat-ie de internationale standaard kan worden; de 20-voet-zeecontainer van de kunstwereld. Haagse bluf, zei iedereen. Gezond verstand, vond ik. Ach, we waren onze tijd gewoon jaren vooruit.” Weer die pretoogjes. De gepassioneerde armgebaren. Het Haagse rafelrandje aan zijn bevlogen relaas. “Jarenlang kreeg dat Turtletje niet de prioriteit die het verdiende. Maar hij hobbelde wel door, hoor.”
Hizkia van Kralingen heeft ondertussen de handen vol aan Hizkia Van Kralingen; zijn gelijknamige logistieke bedrijf (Turtle geldt als een aparte bv) dat met Pokon lijkt te zijn besprenkeld nu landsgrenzen vervagen, musea steeds meer als bedrijven opereren en dus meer en meer kunstwerken de wereld over vliegen. Maandelijks is de onderneming betrokken bij de logistiek rondom zeker 100 tentoonstellingen wereldwijd; operaties die stuk voor stuk een schier militaire planning vergen. Omdat de kunstwerken wel in de vliegrichting moeten worden ingeladen om trillingen te minimaliseren. Omdat de piloot moet zijn ingeseind niet met de thermostaat in het cargoruim te klooien. Omdat de douane niet onverhoopt de Turtles moet gaan openen. Gesneden koek? Inmiddels wel. “We zijn een geoliede tentoonstellingsmachine geworden. Als het moet schroeven we morgen de Eiffeltoren uit elkaar.
Vreemde eend
Even naar de koffieautomaat. Wanneer Van Kralingen vanuit zijn statige kantoor snel op de werkvloer wilt zijn, steekt hij af via het aangrenzende rommelhok. Het licht blijft uit. Maar zelfs in het duister zijn de vele tientallen surfplanken te zien die staan uitgestald tussen de kartonnen dozen. Antieke windsurfplanken, zeldzame longboards, gepersonaliseerde snowsurfers. Hij is wars van pochen, maar was ook de eerste in Nederland met een supplank, vertelt hij. Al in 2006. Opgestuurd door Mark Raaphorst, de Haagse surfer die in Maui als board shaper aan de slag ging. “Hij nam de eerste sup-boards van Laird Hamilton voor zijn rekening.”
Van Kralingen is inmiddels kind aan huis bij ‘s werelds meest toonaangevende musea. Een snoepwinkel. Helemaal omdat voor elke kunstinstelling ook de meest dichtstbijzijnde (snow)surfspot in zijn geheugen staat gekerfd. En toch, hoe gelukzalig hij zich ook voelt als hij bij Montauk, Pipa of Honolua Bay in de golven duikt, de glimlach is minstens even groot als hij door de bruingroene klotsbak van zijn Scheveningen peddelt. “De Noordzee is gewoon mijn zeetje. Kijk, geluk en blijdschap zitten in jou, niet in die golf. Alleen door die golf besef je dat je blij en gelukkig bent. Maar of het nou azuurblauwe prachtgolven zijn of een bruine bende maakt mij weinig uit.” Hij heeft een diepgewortelde drang om aan de rand van het land te zitten, onderstreept hij. “Ik wil altijd de horizon kunnen zien. Ik heb het al als ik in de auto richting Den Haag rijd en op de navigatie de kustlijn zie opdoemen. Ik hoor aan de kust.”
Ook een flink deel van zijn medewerkers heeft hij bijna letterlijk in de branding opgeduikeld. Op de loonlijst van Hizkia van Kralingen staan opvallend veel surfkampioenen. Natuurlijk zijn er ook collega’s die niets met de sport hebben, maar minstens een kwart van de honderd medewerkers heeft altijd een wetsuit binnen handbereik liggen. De liefde voor de surfplank vormt zowel het cement als de smeerolie van het bedrijf. Als er een hogedrukgebied ontstaat bij Scandinavië, gonst het van de loods tot de directiekamer. Grijnzend: “Ik mag dan de grote baas zijn, voorrang krijg ik echt niet in de golven.”
‘De Surf Dudes’, worden de mannen van Hizkia van Kralingen dan ook genoemd in de Nederlandse musea. Graag geziene vrijbuiters die nooit verlegen zitten om een lach. Een opvallende verschijning in het elitaire kunstwereldje? Absoluut. Maar soms is het juist een kracht om de vreemde eend in de bijt te zijn, weet Van Kralingen. “Al vroeg ik me in het begin weleens af wat mijn klanten zouden vinden als er zo’n volgetatoeëerde surfer over de vloer komt. Ik bedoel, ieder schilderij in welk museum of paleis dan ook hangen we op. Maar het klikt gewoon.”
Breekt hem dan nooit het zweet uit als er weer eens een werk van tientallen miljoenen door de gangen wordt getild? “Ik stond er altijd onbevangen in; kon met droge handen een Picasso aanpakken. Pas nu realiseer ik me hoe catastrofaal het was geweest als ik zo’n schilderij een keer had laten vallen. Vandaar dat ik het ook nauwelijks meer kan aanzien als mijn mannen in het Rijksmuseum een Rembrandt ophangen. Doodeng.”
Knokken
Dertig zijn het er. Dertig Turtles, opgesteld in een keurig rijtje voor een van de laaddeuren van een zeecontainer. “Deze gaan morgen naar New York”, glundert Van Kralingen, opgestaan uit zijn werkkamer voor een rondleiding door zijn pand. “Lekker, hè? Lekker! Man, dit is genieten, hoor. En dit is nog maar het begin.”
Het moge duidelijk zijn: ook Amerika wil aan de Turtle. Zo’n 2000 tot 4000 Turtles zal de Amerikaanse markt naar schatting nodig hebben. Een Noord-Amerikaanse Turtle franchise is een feit. Ook Engeland is om. En Australië, Nieuw-Zeeland, Singapore, Scandinavië, Portugal, Italië. De golf is gaan rollen. “Het is één groot Strategospel. We moeten knokken, joh. Kijk, geld vind ik totaal niet interessant. Maar zeg nou zelf: het is toch zonde om te blijven kabbelen?”
Sotheby’s Institute of Art zette Van Kralingen in de top 5 van art world entrepreneurs you should know. Aardig. Maar hij is er de man niet naar om zichzelf op de borst te kloppen. Gewoon de mouwen opstropen en door rammen. “Stilletjes geniet ik intens dat we dit met z’n allen voor elkaar boksen, hoor. Ik ken mijn kracht. Het verbindende, enthousiasmerend mannetje, dat ben ik.”
Zijn onderneming steunt inmiddels op drie pilaren. Naast Turtle en de logistieke tak, bestiert Van Kralingen op het hoofdkwartier langs de A4 ook 12.000 vierkante meter depotruimte. Achter schrikdraad van 380 volt, dubbeldik traliewerk en in van fijnstof gezuiverde klimaatkamers wacht de collectie van menig musea, kunstenaar en verzamelaar. Wie wil kan zijn werken onder hetzelfde dak laten digitaliseren, conditierapporten laten opstellen of wat krassen laten wegwerken in het restauratieatelier. Een loods met nog eens 10.000 vierkante meter depotruimte is in aanbouw. Een vergelijkbaar collectiecentrum van 7.000 vierkante meter in Antwerpen zwaaide in december de deuren open.
Zoveel plannen, zo weinig tijd. Nauwelijks gelegenheid om nog in de branding te liggen dus? Think again. “Als er een goed golfje is, lig ik op Scheveningen altijd in het water”, besluit Van Kralingen. “Altijd. Surfen is een hele, hele hoge prioriteit van mij. Als ik dat kwijtraak, gaat het ten koste van mijn plezier. Dat mag nooit gebeuren. Surfen is en blijft de rode lijn.”