De surfer die nooit meer vliegen zal
Wat je ook doet, word geen boer, kreeg Fergal Smith (28) te horen van zijn ouders. Geen punt. Als een van de meest veelbelovende big wave surfers op aarde had de Ier de sponsordeals en snoepreisjes voor het uitzoeken. Alleen het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Van Fergal Smith hoeft het niet zo nodig: van die azuurblauwe, lauwwarme tropengolven. Natuurlijk, je kunt na het surfen nog even rustig in je zwembroek uitpuffen onder een palmboom. Een heel verschil met de Ierse klippenkust, waar je vaak klappertandend richting de auto moet rennen en de regen je geselt terwijl je jezelf uit je wetsuit probeert te wurmen. Maar toch: moet je ze nou eens zien, die briljante Ierse golven. Weerbarstig. Ontembaar. Kolkend van ongeduld. Bijna zoals de Ierse surfer zelf. “Deze golven zijn wie ik ben”, beaamt Fergal. “Ze weerspiegelen mijn persoonlijkheid. Ik kom niet uit Hawaï of Tahiti. Ierland is waar ik thuis hoor. Dit zijn de golven die ik wil surfen. Hier. Nergens anders. Niet meer.”
En Fergal kan het weten. Samen met surfvriend Tom Lowe en hun filmende maatje Mickey Smith – geen familie – zette hij de torenhoge monstergolven voor de kust van Ierland begin deze eeuw bijkans eigenhandig op de kaart, in een tijd dat het professionele surfcircus het land nog grotendeels links liet liggen. Urenlang hiken over brokkelkliffen om de beste baaitjes te vinden. Surfspots met namen als vergeten sprookjesdraken (Bumbaloids! Coumeenoole! Mullaghmore!). En met een brede grijns op het gezicht weer terug naar huis. “Toen ik amper veertien jaar was, wist ik dat ik alleen nog maar wilde surfen. En ik heb geen halve versnelling: als ik iets wil, doe ik er alles aan om mijn doel te bereiken. Ik was vastberaden om zoveel mogelijk op de plank te staan.”
Hij praat honderduit. De bevlogenheid twinkelt in zijn ogen. De herinneringen liggen op zijn tong. Surfen op de ochtend van zijn eindexamens; het zand wat uit zijn neus op het schoolpapier zal vallen. Geld lospeuteren bij pa en moe voor één kans op een loopbaan als pro. De sponsors die al snel in de rij liggen. En zijn naam, gonzend door de gangen van ’s werelds meest toonaangevende surfmagazines. Nog voor zijn twintigste verjaardag is Fergal de enige Ierse surfer die kan leven van zijn sport. De golven kunnen hem niet onstuimig genoeg zijn. Tien jaar lang reist hij ze achterna. Vliegtuig in, vliegtuig uit. Australië, Tahiti, Hawaï, Fiji, Indonesië. Tien jaar. Totdat hij De Twijfels niet langer negeren kan.
Foto: Al Mackinnon
Oude ziel
“Kijk, surfen is ooit begonnen als een tegendraadse sport”, doceert Fergal. “Surfers stonden voor vrijheid: ze hadden lak aan de maatschappij en al helemaal aan geld. Maar juist dat vrije imago wisten merken te verkopen, waardoor professionele surfers sinds de jaren ’50 steeds meer pionnetjes in een marketingplan zijn geworden en de sport langzaam zijn ziel aan de duivel heeft verkocht. Het is droevig om te constateren, maar bijna iedereen springt door de hoepels van de mannen met de stropdassen. Hoe hoger je springt – hoe hoger de golven – des te meer aandacht en dus meer geld. De laatste keer dat ik surfte bij Teahupo’o op Tahiti zag ik hoe gasten met de bankbiljetten in hun broekzak in het water lagen; 500 dollars biedend aan de jetski die ze de hoogste golf in zou trekken. Iedereen was alleen nog maar bezig om zichzelf te verkopen. Waar varen de camera’s? Waar zijn de fotografen? Zit mijn haar wel goed? Begrijp me niet verkeerd, ik heb me er zelf ook schuldig aan gemaakt. Alleen geld is nooit de reden geweest dat ik wilde surfen. Sterker nog: vanaf het moment dat ik de schuld aan mijn ouders had afbetaald met mijn sponsorinkomsten, begon het twijfelen. Ik was niet trouw aan mijzelf en de sport waarvan ik houd.”
Fergal voelt zichzelf smerig. Egoïstisch. En de twijfels zwellen alleen maar aan, naarmate hij zich begint te realiseren hoeveel invloed zijn levensstijl heeft op het milieu. “Twintig, dertig keer per jaar stapte ik in het vliegtuig. Ik was gek op het reizen, maar niemand anders was er bij gebaat. Ik kon die levensstijl niet meer verantwoorden. Hoeveel trips kun je maken totdat het genoeg is? Hoeveel geld kun je verdienen totdat je tevreden bent? Is het ooit genoeg? Wat deed ik om de wereld een mooiere plek te maken?”
Zijn het de holle klanken van een quarter life crisis of een vervroegd dertigersdilemma? “Man, ik heb al mijn hele leven een oude ziel”, glimlacht Fergal. “Ik ben geboren als vijftigjarige, dus nu ben ik bijna toe aan mijn tachtigste verjaardag. Vrienden gaven me vroeger al de bijnaam ‘dad’. Ik was de saaie, de verstandige. Zij dachten na over de kroeg waar ze het ’s avonds op een zuipen wilden zetten. Ik maakte me zorgen of we wel genoeg goede groentes aten.”
Foto: Matt Smith
Voorrecht
Het is de echo van zijn jeugd op het Ierse platteland. Zijn moeder Bríd komt uit Belfast. Zijn vader Chris uit Londen. Maar de twee voelen er weinig voor om hun kinderen op te laten groeien onder de rook van de stad. Nog voor Fergal goed en wel uit de luiers is, verhuist het gezin dan ook naar Westport: een veredelde molshoop waar de schapen het verkeer stoppen en pa Smith een van de eerste biologische boerderijen in het westen van Ierland uit de grond stampt. “Ik dacht er als kind niet veel over na, maar nu realiseer ik me wat een onwaarschijnlijk voorrecht het was om op te groeien op een boerderij. Ik had altijd goed te eten en was met mijn oudere broer Kevin voortdurend in de natuur te vinden. Vlotten en boomhutten bouwen. Ondergrondse tunnels graven. De dorpelingen helpen om het vee binnen te drijven. Er waren geen grenzen; we konden de hele dag door de velden banjeren en voelden van jongs af aan een diepe connectie met de natuur.”
Ook vader Chris blijft na een loodzware dag op het land het liefst nog wat langer buiten om stoom af te blazen. “De dorpelingen hadden geen idee wie die rare snuiter was”, lacht Fergal. “Niemand deed toentertijd nog aan hardlopen in deze uithoek van Ierland, maar mijn vader liep marathons. Als hij over de openbare weg rende, dachten de buren dat er brand was uitgebroken. Zagen ze hem yoga doen in de tuin, dan vermoeden ze dat hij de duivel aan het aanbidden was.”
Chris neemt zijn kroost ook mee op dagenlange ontdekkingstochten. Geen berg blijft onbeklommen. Geen seizoen is te koud om te wildkamperen. Als het gezin niet veel later het surfen ontdekt en weekend na weekend naar de kust rijdt, voelt kleine Fergal zich zodoende al een doorgewinterde buitensporter. “Mensen klagen vaak over het ijskoude Ierse water, maar ik heb daar nooit enige moeite mee gehad. Na twee of drie uur in het water, kun je weer comfortabel opwarmen in de auto. Nou, als we de bergen in gingen, buffelden we soms dagenlang door weer en wind. Doorweekt, koud, hongerig, volledig op jezelf aangewezen. Dat was veel extremer dan de hoogste golven. Ik bedoel het niet stoer, maar ik geloof echt dat het hiken me een betere surfer heeft gemaakt.”
Foto: Mich Corbett
Varken
Het zijn deze herinneringen die de kop opsteken wanneer Fergal twee jaar geleden besluit om het professionele surfcircus de rug toe te keren. Vrienden denken dat hij gek is geworden. Collega’s schudden meewarig het hoofd. Sponsoren bieden grof geld voor toch nog één reclameshoot in IJsland. Maar Fergal houdt voet bij stuk. Hij kan de vrijheid al ruiken; de boerenlucht van zijn vaderland.
“Ik heb besloten om niet meer te vliegen”, klinkt hij opgewekt. “Ik veroordeel niemand die het wel doet en ik ben ontzettend dankbaar voor al die jaren on the road, maar ik heb geen enkele intentie om zelf ooit nog het vliegtuig te pakken. Natuurlijk zou ik dolgraag nog eens teruggaan naar Tahiti. De mensen daar zijn geweldig. Wie weet. Ooit. Met een zeilboot of zo.”
Hij snapt best dat hij overkomt als een geradicaliseerde hippie. Welke man van de wereld zweert er nou het vliegtuig af? Wie ruilt er in vredesnaam een lucratieve droombaan als pro surfer in voor een definitieve terugkeer naar de armoedige Ierse drek? Tsja, gemakkelijk was de keuze heus niet. Hij wil echter een voorbeeld stellen: geen dingen doen voor het geld of je eigen ego, maar trouw zijn aan je idealen. Een opgeheven vingertje? Misschien. Maar vooral de woorden van Ghandi: ‘Wees de verandering die je zelf wilt zien.’ Fergal: “Ik kon niet langer doorgaan met het leven dat ik leidde. Ik moest iets teruggeven aan de planeet.”
En dus is hij voorgoed terug tussen de eindeloos groene heuvels van zijn dierbare Ierland. Zijn ouders hadden hem vroeger nog zo gewaarschuwd: geen baan betaalt zo waardeloos als het boerenbestaan. Maar Fergal weet ook: niets is zo mooi als je eigen groente kweken. Waar zijn collega’s met chocoladerepen op hun jetski’s zaten, kauwde hij als pro surfer al op zijn zelfgerolde spinazieballetjes. “Je kunt eten bij de duurste sterrenrestaurants, maar het zal nooit zo lekker smaken als het voedsel dat je zelf hebt gekweekt”, zweert hij. “Het is onbetaalbaar om met je eigen ogen je toekomstige maaltijden te zien groeien. Of nog beter: anderen te kunnen voeden. Dat is het meest dankbare wat er is.”
Via een kennis krijgt hij een lapje grond in handen bij het dorpje Lahinch, aan de Atlantische oceaan. Anderhalf voetbalveld groot. Een oud knekelveld waar de zilte zeebries ooit de ter door veroordeelden deed bungelen in de bomen, vormt nu de basis voor zijn bioparadijs. Één van de eerste besluiten in zijn nieuwe bestaan: de aanschaf van een varken. Niet voor in de stoofpot; zijn geliefde zeug Holly is niet bestemt voor aan het spit. Maar waarom een dieselslurpende tractor optrommelen, als een varken de grond even vakkundig weet om te wroeten? Ook kunstmest is overbodig op zijn erf. Het lokale zeewier is minstens zo vruchtbaar. Het resultaat steekt al snel boven de aarde uit. Spinazie en snijbiet, broccoli en basilicum, 25 verschillende soorten aardappels.
Foto: Calum Creasey
Toevluchtsoord
En toch draait de Moy Hill Community Garden – zoals hij zijn akker heeft omgedoopt – meer om mensen dan om groente; is het meer zijn vleesgeworden visie dan een boerderij. Het veld lijkt zo te zijn weggesleept uit The Shire: Tolkiens idyllische hobbitdorp uit The Lord of The Rings. Om de haverklap komt er weer een rijkelijk bekrulde buurtgenoot langs om spontaan zijn of haar handen in de aarde te steken of even een uurtje trostomaten te rooien. Met zijn ongepasteuriseerde geitenkaas – een verboden middel volgens de Ierse wet – bedankt Fergal ze stiekem voor hun diensten. De droom wordt er alleen maar sterker door. “Dit is geen bedrijf”, benadrukt Fergal. “De boel loopt hier op good vibes en welwillendheid. Er is niemand die niet gebaat is bij goed biologisch eten en werken in de buitenlucht. Het is een no-brainer; we weten allemaal dat het werkt. Echt iedereen is hier dan ook welkom om een handje mee te helpen.”
Hij droomt van een boerderij die zijn hele dorp zal voeden. Een toevluchtsoord waar ook verslaafden, depressieve mensen, uitgebluste zakenmannen en twijfelende twintigers hun armen uit de mouwen mogen steken. Een toffe plek waar kinderen weer leren waar het voedsel op hun bord vandaan komt en de kloof tussen de boer en consument geslecht wordt. Werken op het land, eerlijk voedsel, wat yoga, een beetje muziek en daarna een frisse duik in de zee. “Goed voedsel is het belangrijkste in het leven. Tenminste dat zou het moeten zijn. We hebben hier in Ierland meer landbouwland beschikbaar dan waar ook in Europa, maar importeren ondertussen 70 procent van ons voedsel uit andere landen, terwijl onze eigen kleine bioboeren nauwelijks hun hoofd boven water kunnen houden. Dit land heeft nog heel veel te leren.” Stoïcijns: “Als de Nederlanders in Ierland zouden wonen, zouden ze de wereld voeden. Als de Ieren in Nederland zouden wonen, zouden we verdrinken.”
Politicus
Hij zwijgt even. Zoveel problemen, zo weinig tijd. Maar sinds Fergal vorig jaar vader werd van dochtertje Sunshine Poppy is hij vastberaden als nooit tevoren om een golf van verandering te ontketenen. En dus is daar de tweede onverwachte carrièreswitch in zijn nog maar korte leven. De surfer werd boer. De boer wordt politicus. Fergal heeft zichzelf voor de Groenen verkiesbaar gesteld voor een van de 166 zetels in het Teachtaí Dála: het Ierse parlement dat daags na het interview, eind februari, gekozen zal worden. De campagne is in volle gang: zijn krullenbrol prijkt op verkiezingsposters door het hele graafschap.
“Ik geloof oprecht dat de ware verandering bottum up ontstaat”, verklaart hij. “Maar tegelijkertijd moeten er ook op beleidsniveau grote veranderingen komen. Mijn boerderij kan nog zo’n groot succes worden, maar als de politiek faalt is het allemaal voor niks geweest. Er is simpelweg geen tijd te verliezen. De natuur ligt al op haar knieën.”
Hij geeft het eerlijk toe: eigenlijk had ook hij nooit iets met de politiek. “Maar hoe zeer we de politiek misschien ook haten, er is geen beter podium om mijn boodschap te verspreiden. Het milieu krijgt in de politiek nooit prioriteit. Het trieste is: we kennen alle oplossingen om onze planeet te redden, maar er is geen politicus die ze voorrang geeft. Er zijn voor de vier zetels van mijn district in het parlement dertien andere kandidaten en niet één van hen heeft het woord ‘milieu’ zelfs maar in zijn verkiezingsprogramma staan. Daarom heb ik mezelf verkiesbaar gesteld. Om te laten zien dat het ook anders kan. Als ik win, moet de politiek wel naar me luisteren.”
Hoop
Vlak voordat deze Salt naar de drukker gaat, wordt duidelijk dat Fergal helaas niet genoeg stemmen heeft behaald voor een zetel in het parlement. Toch blijft hij hoopvol. En er is één groep waar hij extra veel van verwacht: zijn oude collega’s in de golven.
“Ondanks mijn mening over het commerciële surfcircus, geloof ik oprecht dat juist surfers degenen kunnen zijn die een verandering teweeg brengen. Weinig anderen hebben zo’n intieme relatie met de elementen. Er is geen surfer die diep van binnen niet geeft om het milieu. Ik zie gelukkig dat steeds meer surfers hier over na beginnen te denken. Dat geeft hoop. En als de grote bedrijven in de surfindustrie hen volgen, kunnen we een voorbeeld zijn voor de rest van de wereld.”
Want hij mag dan niet meer de hoogste golven op aarde achterna vliegen, zijn liefde voor de sport is er niet minder op geworden. Bovendien: nu de druk van de ketel is, is hij alleen maar een betere surfer geworden. Gooi hem bij Lahinch met een plank in het water en zijn capriolen in de golven zien er uit als vloeibare poëzie. Hij scheert over het water als Mozart over zijn pianotoetsen en Rembrandt over het doek. Als de boerderij het toelaat tenminste. “Er zijn genoeg dagen dat al mijn vrienden in het water liggen, maar ik nog een vrachtlading uien heb te planten. Maar als de golven echt goed zijn, dan ligt alles stil en moet de boerderij het even zonder me doen.” Grijnzend: “Ja, ik moet toch een keertje die aarde van mijn vingers wassen?”