De grote potentie van piepkleine huisjes
Minimalistische minihuisjes, nauwelijks groter dan een studentenkamer: gestaag krijgt de tiny house movement ook in Nederland voet aan de grond. En de pionierende bewoners zijn niet de enigen die smachten naar zo’n XXS-woning.
Het huis van Jelte Glas (29) ruikt naar vers gekapt hout. Oregon pine wood. Fonkelnieuw; niet lang geleden slingerden hier, op een bouwterrein in het Overijsselse Olst, nog de schroeven rond. De geur van het huis doet nog het meeste denken aan een Finse sauna. De afmetingen ook trouwens. Als hij wil, kan Glas vanonder de douche zo de shampoo uit zijn keuken grissen. Nauwelijks twee stappen verder kan hij aanschuiven aan zijn bureau, neerploffen op de bank of de voordeur openen voor visite. “Het huisje is 4,10 meter hoog, 2,55 meter breed en 6,40 meter lang”, dist Glas op. “Het is voor één persoon bedoeld, maar je zou er zeker met zijn tweeën kunnen wonen. Ja, het is klein. Maar iedereen die over de vloer komt, reageert hetzelfde: ‘wauw, het voelt veel groter dan ik had verwacht’.”
Nauwelijks 19 vierkante meter woonoppervlak, inclusief zijn slaapvide met tweepersoonsbed. En verplaatsbaar; het huisje stoelt volledig op een bouwaanhanger. Noem de stijlvolle ‘Porta Palace’ echter geen woonwagen of caravan. Het verschil? “Caravans komen uit een soort plastic fantastic traditie”, meent architect Daniel Venneman (31), met wie Glas – zelf bouwkundige – zijn nieuwe optrekje heeft gebouwd. “Alles is zo minimaal mogelijk; je hoeft er immers maar een paar weken per jaar te verblijven. De Porta Palace is daarentegen een volwaardig huis waarin je het hele jaar kunt wonen.”
“Het is een gevoel”, vult Glas aan. “Er zit een hele romantiek aan vast. Vrijheid. Een uniek karakter.”
Venneman: “Vroeger was een huis uiting van je persoonlijkheid. Maar tegenwoordig worden aan de lopende band dezelfde eentonige huizen uitgepoept op de woningmarkt.”
Glas: “We willen terug naar dat persoonlijke. Dat is óók de charme van de tiny house movement.”
Fotogeniek
De wortels van de beweging liggen in de Verenigde Staten, waar de laatste jaren steeds meer mensen de behoefte kregen om kleiner te wonen. Omdat ze hun huizen niet meer konden betalen. Omdat ze het beu waren om te werken voor enkel hun hypotheek. Of simpelweg omdat ze verlangden naar meer eenvoud. Op eigen websites en bijeenkomsten bewierookten de bewoners al gauw het groeiende scala aan piepkleine huisjes. Het één ogend als een gevallen boomhut. Het ander als een dubbeldeks Pippowagen. Een derde als een strandhuisje op wielen. Maar vrijwel zonder uitzondering visuele pareltjes, duurzaam gebouwd, verplaatsbaar en kleiner dan 40 vierkante meter (ter vergelijking: het gemiddelde Amerikaanse huis meet 195 vierkante meter). Via sociale media als Instagram en Pinterest begon men ook in landen als Japan, Australië, Engeland en Frankrijk te smullen van – en timmeren aan – fotogenieke XXS-woninkjes. Net als nu in Nederland dus.
“We wilden bewijzen dat die toffe huisjes van internet ook hier mogelijk zijn”, verduidelijkt Glas. De zelfverklaard woonpionier verruilde zijn vaste woning twee jaar geleden al voor een pingpongbestaan tussen ondermeer een anti-kraakboerderij en een caravan bij kennissen in de achtertuin. Nu de Porta Palace af is, wil hij daar zijn intrek innemen. “Ik ben alleen nog op zoek naar een goede staplek.”