Spring, val, krabbel op
Boomklimmen? Veel te gevaarlijk. Slootjespringen? Ben je betoeterd. Wie pech heeft groeit tegenwoordig op in een wereld van rubberen tegels, rondcirkelende helikopterouders en minder buitenspeeltijd dan een bajesklant. Een recept voor rampspoed. Op de bres voor de buil en blauwe plek.
Ik gooi graag met kleine kinderen. Nee, iets genuanceerder: ik gooi graag met mijn kleine kinderen. Eentje vooralsnog. Zoontje T van nog geen tweeënhalf jaar oud. Natuurlijk, ik heb aanvankelijk gewacht tot hij zijn nekspieren onder controle had. Maar sindsdien zijn we samen aan het onderzoeken of die hele zwaartekracht wel echt zo onverslaanbaar is als men beweert. Tijdens onze beste poging tot op heden, vorige zomer, hing T een kleine vier meter in de lucht; zijn lichaam volmaakt horizontaal als Yuri van Gelder in de ringen. Wie de foto aandachtig bekijkt zou bijna denken dat de kleine baas door een onzichtbaar krachtveld uit mijn handen wordt gezogen. Opgestraald door het ruimteschip dat zich net buiten beeld moet bevinden.
‘Dus? Wat is het probleem?’, hoor ik je vragen. Niets. Niet als ik de schaterlach van mijn zoontje correct inschat tenminste. Helaas wordt er vanaf de zijlijn geregeld anders gereageerd. Bekenden en onbekenden wenden angstig hun blik af, schudden meewarig het hoofd of spreken me zelfs bezorgd aan op de luchtacrobatiek. Let wel: het betere babywerpen doe ik niet boven een roestig spijkerbed of een poel bloeddorstige bijtschildpadden, hè. En toch: steeds weer die argwanende doe-toch-eens-voorzichtig-blikken.
Ik ben zeker niet de enige die dit soort reacties krijgt. Nadat een vriend onlangs een filmpje online slingerde waarop hij zijn 1-jarige zoontje staand op een skateboard door de keuken liet rollen, stonden er tussen de (goddank) vele lovende comments ook berichten als: ‘Are you nuts dude?!?’ Goede vraag. Heb je een steekje los wanneer je jouw nog-niet-eens-peuter blootstelt aan het risico om plat op de plavuizen te vallen? Of is een kind juist gebaat bij wat minder van die oprechte – maar mijns inziens hopeloos overdreven – bezorgdheid?
Curlingouders
Ik spreek af met Steven Pont, een toonaangevend ontwikkelingspsycholoog en jeugdtherapeut. Minder dan een eeuw geleden keek niemand raar op wanneer gezinnen acht kinderen hadden, vertelt hij. “De opvoeding draaide dus om slechts twee dingen: voldoende voedsel en fatsoenlijk gedrag. Pas in de jaren ’60 kwam er meer aandacht voor de ontwikkeling van het kind.”
Niet noodzakelijkerwijs een slechte verandering, vindt Pont. Zij het dat de focus op het geïndividualiseerde kind nogal is doorgeslagen. “Ik gruwel als ik zie dat er kinderdagverblijven zijn die Prinsjes en Prinsesjes heten.”
Pont staat niet alleen. Allerhande ontwikkelingspsychologen, gedragsbiologen en pedagogen buitelen over elkaar heen om het lot van de huidige jeugd te duiden. Vaak valt snel het begrip helikopterouder: constant rondcirkelend rond zijn of haar kind. Of curlingouder: altijd paraat om mogelijke obstakels uit de weg te bezemen. Stereotypes? Misschien. Maar met rugdekking van de statistieken; volgens het Sociaal Cultureel Planbureau besteden Nederlandse ouders bijna twee keer zoveel tijd aan het vervoeren, verzorgen en begeleiden van hun kroost als dertig jaar geleden.
“Mensen hebben het idee gekregen dat goed ouderschap op micromanagen is gebaseerd”, ziet Pont. “De woorden ‘doe maar niet’ liggen op de lippen bestorven. Vind je het gek dat Natuurmonumenten kinderwandelingen organiseert waarbij ouders niet mee mogen? Die remmen de boel voortdurend af. Niet zo hard rennen! Niet zo hoog in de boom!”
Ook Martin van Rooijen, als pedagoog en promovendus aan de Universiteit voor Humanistiek al jaren gespecialiseerd in risicovol spelen, onderschrijft dat ouders hun kroost de laatste decennia steeds fanatieker proberen te beschermen tegen de boze buitenwereld. “Het is ergens ook best begrijpelijk. We leven in een maatschappij waarbij elk risico in protocollen, checklists en regelgeving wordt gevat. In de kinderopvang krijgen medewerkers zoveel regeltjes te verhapstukken dat ze niet eens meer weten hoe te handelen.”
Recht op risico’s
En dit soort symptomen zijn allerminst uniek voor Nederland. In Engeland luidde het National Children’s Bureau tien jaar terug al de noodklok toen bleek dat de helft van de Britse kinderen wel eens wordt verboden om in bomen te klimmen, 17 procent om tikkertje te spelen en 21 procent om mee te doen aan conkers, een o zo gevaarlijk spelletje met – houd je vast – kastanjes aan een touwtje. In de VS wordt zelfs gesproken over het risk deprivation syndrome. Pont kiest vergelijkbare woorden. “Ouders baseren hun beslissingen op het meest gitzwarte scenario. Ik begrijp het. Maar zo redden ze hun kind voordat het überhaupt de kans krijgt om in de problemen te komen. Door in te grijpen beroof je een kind van de ervaring om fouten te maken, en zo zichzelf te ontwikkelen.”
Kinderen kunnen volgens Pont op twee manieren dingen leren: instructie of ervaring. “We zijn met z’n allen alleen enorm instructieverslaafd geworden. Je kunt het liefdevolle verwaarlozing noemen. Kijk, in de ontwikkelingspsychologie gaat het pas goed als het fout gaat. Een kind leert door fouten te maken. Maar dan moet het die kans wel krijgen.”
“Kinderen hebben recht op risico’s”, vindt ook Van Rooijen. Het moeilijke is echter dat pa en moe moeten inschatten wat een aanvaardbaar risico is. Is die afdaling van de zwarte piste een paar blauwe plekken waard? Een bult? Een botbreuk? Sociale druk onder ouders speelt in dat spanningsveld zeker een rol, weet de pedagoog zowel uit zijn masteronderzoek als uit eigen ervaring. Niet zelden werd hij met scheve ogen aangekeken – of zelfs aangesproken – omdat zijn zoon op eigen houtje naar tennis fietste of zijn dochter weer eens bovenop een speelhuisje was geklommen. “Wat mij betreft zouden veel meer ouders hun kinderen dat soort vrijheden moeten gunnen, maar helaas ben ik een uitzondering. Men voelt grote sociale druk om als slechte ouder gezien te worden.”
Herkenbaar. Wie niet uitkijkt gaat gemakkelijk mee in het haast besmettelijke beschermingsgedrag, merk ik ook zelf. In speeltuinen word je omringd door vaders en moeders die als een soort vleesgeworden schaduw hun kroost volgen; de handen immer op grijpafstand om bij een eventuele buiteling van het klimrek als vangnet te kunnen dienen. Toen ik onlangs een fonkelnieuwe speeltuin ontdekte – maar met venijnige betonblokken in plaats van rubberen tegels – betrapte ik mijzelf er ook op dat ik T meermaals waarschuwde voor mogelijke tranen. ‘Kijk maar uit. Kijk maar uit. Kijk maar uit…’ Precies het zinnetje waar ik zelf wat meer voor uit had moeten kijken.
Minder angst
Die goedbedoelde zorgen kunnen op termijn immers ernstige effecten hebben op de emotionele bedrading van je kind, bewijzen steeds meer wetenschappers. En dat verband is al op zeer jonge leeftijd aan te tonen, concludeerde UvA-pedagoog Mirjana Majdandžić onlangs. Samen met drie collega’s bestudeerde ze bij 132 gezinnen met een eerste kind in hoeverre de ouders zogenoemd uitdagend opvoedgedrag vertoonden. “Daarmee bedoelen we dat de ouder het kind prikkelt, verrast, uit balans brengt en vooral stimuleert om zijn eigen grenzen te verleggen”, legt ze uit. “Dat gedrag kan fysiek zijn – je kind in de lucht gooien – of verbaal; aanmoedigen om nog hoger te klimmen. Maar soms is het niets meer dan gewoon een stapje terug doen en je kind zelf laten ontdekken.”
Wat bleek: kinderen die tijdens metingen op een leeftijd van 1 en 2,5 jaar zichtbaar werden gestimuleerd met uitdagend opvoedgedrag lieten op 2,5- en 4,5-jarige leeftijd significant minder angstsymptomen zien. Majdandžić: “En juist kinderen die in aanleg angstig zijn lijken voordeel te ondervinden van uitdagend gedrag.”
Een overdaad aan aandacht is zelfs net zo ontwrichtend als een tekort, denkt Pont. En die gevolgen zijn ook op latere leeftijd zichtbaar. “Ik geloof niet dat het toeval is dat zoveel twintigers worstelen met de weerstand die het leven hen geeft. Als jouw ouders alle uitdagingen jarenlang hebben verzacht of voorkomen, schrik je je een hoedje wanneer je ineens zelf aan het roer moet staan.”
Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek ervaart bijna één op de vijf jongeren maandelijks burn-outklachten; meer dan elke andere leeftijdsgroep. Zelfs bij kinderen onder de 12 jaar zou 4 tot 8 procent volgens het Nederlands Jeugdinstituut last hebben van angst- en stemmingsproblemen. De Wereldgezondheidsorganisatie voorspelt ondertussen dat depressie in 2030 volksziekte nummer één is. Stuk voor stuk problemen die (deels) zijn terug te voeren op een collectief gebrek aan vrij, risicovol spel, benadrukken onderzoekers. “Kinderen hebben risico’s nodig om een stapje verder te komen in hun weg tot volwassenheid”, meent ook Van Rooijen. “Door vrij te mogen spelen leer je je eigen kwaliteiten ontdekken, met teleurstellingen omgaan en het hoofd bieden aan stressvolle situaties.”
Pont: “Wat je nodig hebt in de wedstrijd van het leven, moet je leren op het trainingsveld van de jeugd. Door te spelen leer je niet alleen broodnodige sociale vaardigheden, maar krijg je bijvoorbeeld ook de kans om je eens stierlijk te vervelen; de basis voor heel veel creativiteit.”
Het gevolg van een overbeschermende opvoeding is zodoende een nogal verwrongen zelfbeeld, concludeert Pont. Aan de ene kant kunnen kinderen ten onrechte het idee krijgen dat ze onoverwinnelijk zijn. Aan de andere kant groeit er een generatie op die kampt met een gebrek aan zelfvertrouwen, zelfstandigheid, weerbaarheid, veerkracht en vindingrijkheid. “Zelfvertrouwen komt niet uit jezelf. Alle zelfvertrouwen is uiteindelijk opgebouwd uit het vertrouwen dat je uit je omgeving hebt gekregen. Maar als initiatieven worden afgestompt, je voortdurend wordt gemonitord en niet de kans krijgt om zelf dingen te ervaren, dan doet dat iets met de manier waarop je in het leven staat.”
Kinderlokkers
Tot overmaat van ramp vindt in de schaduw van die verstikkende beschermingscultuur ook nog eens een van de grootste massamigraties uit de geschiedenis plaats: de massale trek van kinderen naar binnen toe. Onderzoek onder 12.000 ouders in 10 landen wees uit dat de helft van de kinderen tussen de 5 en 12 jaar dagelijks minder dan een uur in de buitenlucht besteedt. Een derde kwam niet eens aan 30 minuten per dag. Ter vergelijking: volgens artikel 49 van de Penitaire beginselenwet hebben Nederlandse gevangenen elk etmaal recht op een uur in de buitenlucht. Minimaal.
Ouders durven hun kinderen ondertussen pas steeds op latere leeftijd voor het eerst alleen over straat te sturen, weet Van Rooijen. De trend is des te opmerkelijker omdat er nooit een veiligere tijd is geweest om kind te zijn. Volgens Canadees onderzoek is de kans om ontvoerd te worden voor buitenspelende kinderen geslonken tot 1 op 14 miljoen (kleiner nog als er meerdere kids samen zijn). Ook de kans om bij een verkeersongeval betrokken te raken is op de achterbank acht keer zo groot als op de stoep. Toch zijn het precies deze twee potentiële gevaren – kinderlokkers en verkeer – die volgens Van Rooijen ook Nederlandse ouders nog altijd wakker houden. “In feite zijn het vrij verwaarloosbare risico’s. Maar de perceptie van ouders strookt niet altijd met die werkelijkheid.” Nog één feit dan: in Britse ziekenhuizen was het aantal kinderen dat werd opgenomen na een val uit bed bijna drie keer zo hoog als de hoeveelheid patiëntjes die uit een boom was gekukeld.
En ja, wie niet de tijd neemt om zijn kroost mee naar buiten te nemen, ziet ze al gauw naar telefoons, tablets en (spel)computers grijpen. Waar deze overdaad aan glinsterende gadgets vaak wordt gepresenteerd als een oorzaak van het probleem, is het volgens Van Rooijen eerder een symptoom. “Er zitten ook hele positieve kanten aan dat soort technologie. Maar als kinderen hun uitdagingen en avontuur enkel nog op zo’n scherm vinden, zorgt het wel voor een vicieuze cirkel. Ze zullen immers nog minder geneigd zijn om naar buiten te gaan. Zeker omdat de buitenomgeving helaas steeds saaier is geworden; met standaard speeltuintjes en veel te weinig rommelveldjes, klimbomen en slootjes.”
Pont: “Kinderen moeten het leven opvreten. Dat kan niet als je vier uur per dag achter een scherm zit.” Nota bene in Silicon Valley – ’s werelds kloppende high tech hart – halen ouders volgens The New York Times steeds vaker alle maatregelen uit de kast om hun kids weg te houden van het scherm. Het roept op zijn minst vraagtekens op. Wie vertrouwt de bakker die zijn eigen brood afzweert?
Dwarslaesie
Er gloort gelukkig hoop aan de horizon; een tegenbeweging die steeds vaker van zich laat horen. De Britse kinderombudsvrouw Anne Longfield sloeg afgelopen jaar alarm over alle battery hen children die gedurende de zomervakantie als legbatterijkippen in hun hok zaten. En ook in de VS pleitten steeds meer opiniemakers voor zogenaamde free range kids, die de kans krijgen – nee, actief worden gestimuleerd – om naar hartenlust rond te scharrelen.
Gelukkig zie ik ook in Nederland lichtpuntjes. Selfa Verlaat bijvoorbeeld: vaste vriendin van Salt en moeder van Tijn (8) en Skip (6). Er gaat nauwelijks een week voorbij of ze trekt met haar gezin de natuur in, waarbij de jongens vrijuit achter salamandertjes aan sjezen, de hoogte in klauteren of de bosjes induiken alsof hun leven er van af hangt. “Onze regel is: je mag zo hoog klimmen als je zelf kan, maar we gaan je niet helpen”, vertelt Selfa. “Natuurlijk vind ik dat soms eng. Dan zie ik ineens hoog bovenin zo’n boom de takken heen en weer gaan. Maar een dikke bult is niet het eind van de wereld. Je moet wel heel ongelukkig terecht komen, wil je er een dwarslaesie aan over houden.”
Een gezonde dosis realisme lag ook aan de basis van het besluit om beide boys een zakmes te geven; eerst een bot kleutermesje, maar inmiddels een serieuzer model. “Ja, ze hebben zich aan het begin wel eens gesneden. Maar daar hebben ze van geleerd. Het is niet dat ze nu vingers missen.”
Met haar man Rogier plant Selfa ook om de haverklap lange wandelweekenden over het Pieter- of Trekvogelpad. “Ik heb wel eens gelezen dat kinderen niet meer kilometers aankunnen dan hun leeftijd. Met dat soort richtlijnen worden ze gewoon klein gehouden, joh. Onze jongens lopen lachend twintig kilometer op een dag. Ook in slecht weer.”
Niet zonder effect. Al die uren in de natuur heeft haar kinderen niet alleen een bak aan zelfvertrouwen, lef, zelfstandigheid en nieuwsgierigheid geschonken, maar ook een haarfijn oog voor hun natuurlijke omgeving en een prima motoriek, zweert Selfa. Natuurlijk, als je Tijn en Skip de kans geeft, zullen ze zich op zondagochtend ook liever met een tablet op de bank nestelen. “Als het mij als volwassen vrouw al niet lukt om mijn mobiel weg te leggen, hoe kan ik dat dan van een kind verwachten? Maar daar ligt dus mijn rol als ouder. En na een kleine schop onder de kont hebben ze het buiten altijd waanzinnig naar hun zin.”
Autowrakken
Het zijn woorden die Van Rooijen als muziek in de oren klinken. Immers geen betere plek om als kind nieuwe dingen te leren, grenzen te verkennen, concentratie te trainen en doorzettingsvermogen te ontwikkelen dan in de natuur. Het is de reden dat hij zich als regioconsulent van speelnatuurnetwerk Springzaad inzet voor meer groene schoolpleinen en weelderige natuurspeeltuinen in en om Utrecht. Geen saaie wipkippen en 13-in-een-dozijnglijbanen uit de gemeentecatalogus, maar kneedbare plekken met genoeg water, blubber en groen om elk kind zijn eigen uitdagingen te bieden.
Het concept roept de vergelijking op met Emdrup, een buitenwijk van Kopenhagen, waar de Deense architect Carl Theodor Sørensen tijdens de Tweede Wereldoorlog een terrein van 7.000 vierkante meter volplempte met schroothout, autowrakken en roestig gereedschap. Al snel stonden er dagelijks tweehonderd kinderen te trappelen om in volle vrijheid – met slechts het toezicht van één latente spelleider – hutten te bouwen, fikkies te stoken en puinbergen te beklimmen. En het mooie was: hoewel bezorgde ouders vreesden voor grootschalig bloedvergieten, was de schade na een jaar slechts beperkt tot wat onschuldige schrammetjes.
De laatste jaren maken dit soort junkyard playgrounds, vaak verboden terrein voor ouders, dan ook een voorzichtige comeback in ondermeer de VS en Engeland. Een goede zaak, vindt Van Rooijen. “Kinderen verdienen het om losgelaten te worden. Ze kunnen veel meer dan je denkt. Ouders mogen ze serieus nemen, en op jongere leeftijd dan ze vaak denken.”
“Het ouderschap is geen Olympische sport”, besluit Pont. “Het is gericht op de eigen overbodigheid. Je kunt niet 18 jaar lang voor je kind uit wandelen. Ga er zo snel mogelijk naast lopen. En zodra het kan erachter.”
ZO KAN HET OOK!
1. Ga naar buiten Geen betere plek voor een kind om nieuwsgierigheid, durf, zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen te ontwikkelen dan in de natuur.
2. Maak een micro-adventure Het avontuur begint bij je voordeur. Je hoeft niet in het vliegtuig te stappen om onvergetelijke herinneringen te maken.
3. Stop met waarschuwen Door steeds te hameren op mogelijke ongelukjes presenteer je de wereld als een hele enge plek. Niet doen dus.
4. Fuck de was Wie nog schoon is, heeft niet goed buiten gespeeld. Doe niet moeilijk over een paar vlekken, maar trek je kind kleren aan die gewoon vies mogen worden.
5. Laat ze de leiding nemen Neem een paar stappen terug en laat kinderen ook zelf hun doelen bepalen; zo hoog klimmen of snel fietsen als zij willen en denken aan te kunnen.
6. Zoek slecht weer op Kinderen doen echt niet moeilijk over een buitje meer of minder. Een vroege kennismaking met de elementen is goud voor hun latere weerbaarheid.
7. Geef ze gereedschap Een eigen zakmes is uitstekend om risico’s te leren inschatten en verantwoordelijkheidsbesef te kweken. Laat ze ook spelen met vuur of bouw samen een boomhut.
8. Gun ze tijd alleen Houd die helikopter aan de grond. Wees hoogstens een kolibrie: onhoorbaar zoemend op de achtergrond. Of nog beter: laat ze gewoon zonder toezicht (buiten)spelen.
9. Luister naar hun ervaringen Laat ze vertellen over hun avonturen op het schoolplein, de speeltuin of in de natuur. Wakker het vuurtje maar aan.
10. Laat fouten gebeuren Zelf als je ziet dat iets mis dreigt te gaan, is de beste keuze vaak om het te laten gebeuren. Geen betere leerschool dan het maken van fouten.
11. Laat ze ruzie maken Conflicten zijn broodnodig voor het opbouwen van sociale vaardigheden. Grijp niet te snel in.
12. Plan tijd in zonder activiteiten Plemp niet de hele weekagenda vol met activiteiten. Laat ze zich maar vervelen. Het is de ideale voedingsbodem voor creativiteit en vindingrijkheid.
13. Neem ze serieus Wie zijn kinderen behandelt als domme, kwetsbare wezentjes, kweekt domme, kwetsbare wezentjes. Ze kunnen veel meer dan je misschien zou denken.