Wapengekletter in het Rijks
De tentoonstelling 80 Jaar Oorlog. De geboorte van Nederland – nu in het Rijksmuseum – is het resultaat van een bijna militaire operatie waaraan tientallen betrokkenen de handen jarenlang vol hadden. Over hoofdpijnkanonnen, elektrische gitaren en die vijf vervloekte centimeters.
De Spaanse strijdhengst van Jacob de Gheyn is een schilderij van formaat. Nu tenminste. Het werk – 269 bij 228 centimeter – lag misschien wel eeuwenlang stof te vangen, opgevouwen tot nauwelijks groter dan een A3’tje. Werk aan de winkel voor restauratoren Jorinde Koenen en Anneliese Földes. Aanpak analyseren. Vijf maanden in de weer om de vergeelde vernislaag te vervangen. En nu, halverwege juni 2018, alweer twintig weken op hun kruk – loepbril op de neus – om de lacunes pixel voor pixel in te kleuren. “Het wit van het paard is nooit gewoon wit”, weet Koenen. “De achtergrond lijkt een donker vlak, maar van dichtbij zit er ongelofelijk veel variatie aan tinten in.”
Het minutieuze monnikenwerk vergt dan ook zo’n concentratie dat de twee restauratoren het lang niet altijd vijf dagen per week volhouden. Dankzij een soort gestoffeerde knots kan er soms even zonder gevolgen steun worden gezocht tegen het doek. Maar dan nog: spierpijn, hoofdpijn, vermoeide ogen. Het duo is halverwege. Over vier maanden is de opening van 80 Jaar Oorlog. De geboorte van Nederland, de potentiële blockbustertentoonstelling waarvoor de antieke hengst van stal is gehaald. Een race tegen de klok.
“Dit paard werd in 1600 buitgemaakt in de Slag bij Nieuwpoort”, doceert junior conservator Stephanie Archangel bijkans op fluistertoon in het restauratieatelier. “Er was geen Instagram. Hoe ga je pronken? Door die trofee zo groots te laten schilderen dus.”
Nepnieuws
Eigenlijk had curator Gijs van der Ham al langer een tentoonstelling over de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) op het oog. “Maar je hebt kapstokjes nodig, ook om de directie te overtuigen. In 2018 is het 450 jaar geleden dat de oorlog begon. Dat helpt.”
Met dat vooruitzicht komt er vijf jaar terug inderdaad groen licht voor een expositie over de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse koning Filips II. En dan? “Het is een idioot groot onderwerp, dus je moet jezelf beperkingen opleggen”, weet de ervaren curator. Besluit 1: enkel objecten tonen die toentertijd een rol speelde. Besluit 2: waar mogelijk parallellen trekken naar het heden. De Tachtigjarige Oorlog was immers ook een conflict vol geloofsfanaten en vluchtelingen, terreuraanslagen en nepnieuws. Van der Ham: “Dit onderwerp laat mooi zien dat het verleden het heden bepaalt. En dat de geschiedenis geen bevroren toestand is. Je moet het constant bevragen.”
Wat volgt is de taak waarvan elk conservatorenhart een sprongetje maakt: schatgraven naar objecten. Internet afstruinen. Boeken doorspitten. Grasduinen in kerken, raadshuizen en musea van Beverwijk tot Braunschweig. “Je wilt objecten tonen die je normaal niet kunt laten zien”, verklaart Van der Ham. “Dat is het spel. Het publiek moet bovendien een verhaal voorgeschoteld krijgen dat spannend en interessant blijft. Een overzicht van zeeslagen en belegeringen, daar word je als bezoeker gek van.”
Armprothese
De curator gaat 27 maanden voor opening voor het eerst om tafel met vertegenwoordigers van de afdelingen communicatie, educatie, merchandise, development en publicaties; samen het zogenaamde projectteam. Aan de hand van zijn waslijst met beoogde objecten doemen aan de horizon langzaam de contouren van de tentoonstelling op. De werken worden opgedeeld in negen thema’s, die ook elk een zaal van de Philipsvleugel zullen vullen. Ook kiest het team de beelddrager: het uithangbord van de tentoonstelling dat moet verschijnen op posters, banners, boeken, zo mogelijk tot de mokken en muismatten in de giftshop aan toe. Als alle kandidaten uitgeprint op tafel liggen, valt de keus unaniem op Soldaat te paard van Gerard ter Borch uit 1634; een afdruipende militair, op de rug gekeken, waar de oorlogsmoeheid vanaf spat. Één probleem: het bescheiden schilderijtje behoort tot de collectie van het Museum of Fine Arts te Boston.
Aan registrars als Aly Noordermeer, eveneens lid van het projectteam, en Cindy van Weele de cruciale taak om het gewilde werk daadwerkelijk binnen te hengelen. Evenals de rest van het verlanglijstje vol schilderijen, bustes, brieven, houtsnedes, harnassen, gravures, tapijten, musketten, en zelfs een kerkraam, armprothese, martelarenbeen en uitgerukt hart uit andermans collectie. Van de 200 objecten in de tentoonstelling moeten er uiteindelijk 120 worden losgeweekt bij 78 verschillende partijen. “En voordat één bruikleen hier is, zijn er zeker vijftig personen bij betrokken”, benadrukt Van Weele. “Kijk, museumwerk staat eigenlijk lijnrecht tegenover het uitlenen van kunst. Iedereen wil zijn spullen laten zien, maar niemand wil dat ze te lijden hebben.” Registrars moeten ervoor zorgen dat de bruiklenen uiteindelijk weer ongekrenkt bij hun eigenaren terugkeren. Wat in de praktijk betekent dat ze zich elke dag vrolijk een weg hakken door een schier ondoorgrondelijk woud van bruikleencontracten, transportoffertes, verzekeringsclausules, douanepapieren, erfgoedinspecties, conditierapporten en andere rompslomp. Een goede registrar hoeft ondertussen geen Monet van een Manet te kunnen onderscheiden, erkennen beide collega’s.
Van Weele: “Je moet vooral een ongelofelijke control-freak zijn.”
Noordermeer: “Het is niet voor niets dat ik binnen mijn familie altijd de feestjes moet organiseren.”
Van Weele: “Als we gaan picknicken met alle registrars, nemen ze stuk voor stuk servetten mee.”
Hoofdpijn
Pas na maandenlang nagelbijten komt uit Boston het verlossende bericht dat de beoogde beelddrager de oceaan over mag. High fives aan de Hobbemastraat, duimpjes op WhatsApp. Bij andere werken is er minder geluk. “Je hebt helaas te maken met beperkende factoren”, weet Noordermeer. Soms zijn de natuurwetten simpelweg de spelbreker. Meest onfortuinlijk is De herovering van Bahía de Todos los Santos van Juan Bautista Maíno uit het Prado in Madrid. Met 309 bij 381 centimeter blijkt het schilderij net vijf centimeter te groot om ongeschonden door de poort van het Rijksmuseum te kunnen; een conclusie die overeind blijft als een handgemaakte dummy inderdaad op de stoep blijft steken. “Je weet gewoon dat er teleurstellingen gaan komen”, beseft conservator Van der Ham. “Je weet alleen niet wanneer. Dit was een bittere pil om te slikken.”
Ook door een 17e-eeuws kanon uit eigen depot wordt een streep gehaald. Met 2800 kilo – het onderstel niet eens meegerekend – is het maar de vraag of de vloer van de eerste verdieping het zal houden. “Dat kanon hebben we dus afgeschoten”, verklaart Noordermeer droogjes.
Eisen van bruikleengevers kunnen eveneens roet in het eten gooien. Eigenaren lenen hun werk geregeld enkel uit onder extreem gedetailleerde voorwaarden. Niet alleen worden er zo de nodige vitrines en afstandhouders verplicht gesteld. Zelfs luchtvochtigheid, temperatuur en lichtsterkte worden tot op de komma gespecificeerd. Eind augustus, anderhalve maand voor D-Day, bladert Noordermeer zodoende nog altijd door een ordner vol rode kantlijnkrabbels. “Dit zijn alle objecten waar ik nog steeds hoofdpijn van krijg”, klinkt het onderkoeld. “Laten we het uitdagingen noemen.”
Quote 500
Uitdagingen zijn het ook voor de Vlaamse toneelvormgever Roel van Berckelaer, voor het eerst gevraagd om het decor van een museumtentoonstelling te ontwerpen. “Eerst dacht ik dat het verzoek een grap was”, lacht hij. “Daarna ben ik me als een gek gaan inlezen. Ik herinnerde me nog slechts vaag wat over de Tachtigjarige Oorlog van de middelbare school.” Zijn uiteindelijke concept: een lambrisering die als een rode draad door de tentoonstelling krult en de bezoeker al dan niet onbewust de tijdsgeest van elke zaal toont. Blinkend in de bloeiperiode voorafgaand aan het conflict. Kriskras van de muur getrokken tijdens de beeldenstorm. Nog enkel in schrootjes gedurende de oorlogsjaren.
Geregeld hangt Van Berckelaer met het projectteam echter boven zijn maquette om weer eens wat plakbandjes los te trekken en noodgedwongen de indeling om te gooien. Omdat bezoekers hun tenen weleens zouden kunnen stoten aan die 18 kilo zware kanonskogels op de vloer. Omdat een schilderij van de bruikleengever niet aan een buitenmuur mag hangen. Of omdat de brokstukken van de Beeldenstorm toch echt onder trillingsvrij glas moeten liggen. “Ik had veel minder vitrinekasten in mijn hoofd”, geeft hij toe. “Maar beperkingen dwingen je ook om creatieve keuzes te maken. Als je mogelijkheden en budget onbeperkt zijn, kom je nergens toe.”
Een financiële carte blanche is er sowieso niet, verzekert Jorien Huisman, verantwoordelijk voor particuliere schenkingen aan het museum. Sterker nog: buiten een beperkt basisbudget zijn veel elementen van 80 Jaar Oorlog uitsluitend mogelijk dankzij gulle gevers. De restauratie van de Spaanse strijdhengst bijvoorbeeld. Een rondleiding voor doven en slechthorenden. Of de last-minute aanschaf van een 17e-eeuwse penning. “Particulieren vinden het vaak leuk als hun schenking voor een specifiek doel wordt gebruikt. Soms krijgen we een miljoen uit een erfenis dat we bijvoorbeeld uitsluitend mogen besteden aan scheepsmodellen.”
Heeft Huisman dan de voltallige Quote 500 op haar bellijst? “Nee, ik had net nog een schenkster aan de lijn die echt een boterham minder eet om het Rijksmuseum te ondersteunen.” Het streven: langdurige relaties, waarbij trouwe schenkers steeds betrokken worden door bijvoorbeeld exclusieve kijkjes achter de schermen. Al komen er soms ook schenkingen volledig uit de lucht vallen. “Vorig jaar kregen we ineens een sleutel van een notaris. Bleek het Rijksmuseum enig erfgenaam te zijn van een overledene die een heel huis naliet. Tragisch genoeg kenden we diegene helemaal niet.”
Rapper
Bij de afdeling educatie staat er ondertussen een andere vraag centraal: hoe maak je die historie van Willem van Oranje, Margaretha van Parma en de Watergeuzen voor, pak hem beet, een 15-jarige van sec tot sexy? “Onze afdeling is onderverdeeld in de doelgroepen familie, onderwijs en volwassenen”, legt Inge Willemsen uit. “Het oudere publiek zal bij dit onderwerp eerder geneigd zijn om te komen. Vandaar dat we vol inzetten op de middelbare scholen. Waarbij we moeten voorkomen dat de tentoonstelling een omgevallen boek wordt.”
Enerzijds wordt dat bereikt door de begeleidende teksten zo boeiend en bondig mogelijk te schrijven. Tegenwoordige tijd, stellingen, cliffhangers aan het eind van een zaal. Geen sinecure. “Zo’n Piet Hein werd altijd gezien als held, maar met dat soort terminologie gaan we nu toch wat voorzichtiger om.” Gekscherend: “We kunnen dagenlang discussiëren over een woord als ‘overwinning’.”
Maar er wordt meer uit de kast gehaald om de jongere bezoeker om de vinger te winden. Een rockopera vol elektrische gitaren. Gastcolumns van rapper Massih Hutak. En een primeur in de Nederlandse musea: niet een begeleidende audio- maar een videotour, waarin presentator Hans Goedkoop (Andere Tijden) je van zaal tot zaal door de tentoonstelling gidst. “Kleine kanttekening: die tour kunnen we pas filmen in de laatste dagen voor de opening, als er al met man en macht wordt gewerkt om alles op tijd klaar te krijgen. We maken het onszelf niet makkelijk.”
Pijnpunten
Als die laatste dagen eenmaal zijn aangebroken, zoemt de Philipsvleugel inderdaad van bedrijvigheid als een bijenkorf voor de bruidsvlucht. Achter geblindeerde hekken trekken schilders in moordend tempo kaarsrechte banen over de wand. Werklui op hoogwerkers schroeven deklatten vast. Overal zijn met geel plakband plattegronden, nog aan te brengen muurteksten, opmerkingen (‘Hans, slot checken’) en dummy-schilderijen opgehangen. En het woord ‘teamwork’ ligt bij iedereen op de lippen bestorven.
Projectleider Renske Brinkman is een van de sleutelfiguren die voortdurend in- en uitstuift. “Tussen de sluiting van de vorige tentoonstelling en de opening van 80 Jaar Oorlog hebben we nog geen vier weken, waarvan de afbraak van de vorige al ruim een week kost”, legt ze uit. “We zouden heel graag twee maanden hebben, maar kunnen de Philipsvleugel niet zo lang sluiten voor het publiek. Het is dus een enorme militaire operatie. Elke beslissing heeft consequenties.”
Die potentiële kettingreacties zijn de reden dat registrar Noordermeer als een pitbull over haar installatieplanning waakt; tot op de minuut vastgelegd in een monsterlijk gedetailleerde reeks exceltabellen. Als de kunst komt mag er immers geen druppel verf meer nat zijn. En dat er vaak meerdere objecten, met bijbehorende teksten, onder hetzelfde glas moeten – terwijl elke vitrine maar één keer open mag – maakt het er niet bepaald eenvoudiger op. Als die koeriers uit Wezel, Montreux en Zottegem immers niet exact tegelijkertijd arriveren, kan het halve schema op de schop. “Zo wil ik bijvoorbeeld ook niet dat er een wandtapijt van vier bij zes wordt uitgerold als er al breekbare beelden staan. Geen bezoeker realiseert zich dat als-ie straks door de tentoonstelling loopt. Maar ik vind het heerlijk, dat puzzelen.”
Pas als directeur Taco Dibbits ten tonele verschijnt, gaat de storm even liggen. Zaal voor zaal wordt hij door de tentoonstelling geloodst voor de eerste ‘schouw’, waarbij hij hier en daar met complimenten strooit (“mooi hoor, dat raam”), maar ook de nodige pijnpunten aanstipt. Waarom dat tuttige font? Kan dat plafond niet zwart? Schuif die tafel eens op. Weg met dat roze licht. Een democratisch proces? “Uiteindelijk heb je iemand nodig die de knopen doorhakt”, aldus de directeur. “Maar strepen zetten is altijd gemakkelijk. Ik vind het bewonderenswaardig dat iemand dit heeft weten te bedenken. Uiteindelijk zal ik nooit beslissingen doordrukken als de vormgever of conservator er echt niet mee kan leven.”
Vluchtroute
Coördinator Inrichting Renate Schoon hoort het niet eens meer. Druk instrueert ze alweer een kluitje opbouwers. Die ingelaste tussenwand? Dat had weer gevolgen voor de beveiligingscamera’s en vluchtroute van de brandwacht. Die vloerbedekking? Overschilderd na de vorige tentoonstelling; voor een nieuwe vloer was geen tijd en geld – in haar werkkamer lag maandenlang een proefstrook om de voetstappen van 50.000 bezoekers na te bootsen. “Nog slechts drie dagen en dan komen de objecten al”, vertelt ze met een theatrale boer-met-kiespijn-lach. “Terwijl de koeriers staan mee te kijken moeten we dan terplekke de objectvoorzieningen – steuntjes, standaarden – fabriceren om alles precies naar wens neer te zetten.” Anderhalve week daarna staat Mark Rutte alweer op de stoep om de tentoonstelling te openen en de eerste schoolklas rond te leiden. “Ach, we hebben altijd de nachten nog.”
Registrar Noordermeer blikt zelfs stiekem alweer vooruit naar eind januari. “Ik kan pas echt opgelucht ademhalen als alle bruiklenen straks weer thuis zijn. Dat gevoel van: kan alsjeblieft al die kunst weer weg? Kisten dicht. Koeriers uitzwaaien. Klaar.”