Boswachters op zee
Een hardnekkige jeugdwerkloosheid en noodlijdende oceanen. Voor Wietse van der Werf (35) is het simpel: twee problemen die elkaars oplossing kunnen zijn. Het vormt de blauwdruk van de Sea Ranger Service: ’s werelds eerste maritieme rangerdienst. ‘Mensen zeggen dat we helemaal gek zijn.’
Het lentezonnetje hangt fier boven de Noordzee. Aan de horizon gummen de laatste repen ochtendmist de Scheveningse kustlijn uit. Aan boord van zeilschip Mamacocha heeft men deze morgen in mei echter andere prioriteiten. ‘Man overboord! Man overboord!’, klinken de opvarenden opgewonden. Waarna elk bemanningslid routineus zijn positie inneemt en als een geoliede machine de taken worden afgevinkt. Noodsignaal uitzenden in de kajuit. Drenkeling blijven aanwijzen. Overstag gaan. Motor aan. Benedenwinds aanvaren in een hoek van dertig graden. En binnenhengelen maar. Voilà: voor de zesde keer op rij is de drenkeling ruimschoots binnen de vereiste drie minuten weer veilig aan boord gehesen. Snel genoeg om het te kunnen navertellen; als het slachtoffer deze trainingsochtend geen plastic boei was geweest tenminste. Niet slecht voor een bemanning van louter twintigers waarvan het gros tot een paar weken terug nog nooit voet had gezet op een zeilboot.
Illegaal
De twaalf jongeren voor de kust van Scheveningen vormen lichting één van de Sea Ranger Service: ’s werelds allereerste maritieme rangerdienst, nog het best te omschrijven als boswachters op zee. “We hebben een compleet nieuw beroep uitgevonden”, glimlacht roerganger Wietse van der Werf twee dagen later in het Utrechtse hoofdkwartier. “Dit bestond nog niet. Nergens.”
En dat terwijl de zeilende zeerangers volgens hem zo hard nodig zijn. “Het wordt steeds drukker op zee. Vroeger had je de marine, koopvaardij en visserij. Nu heb je ook windmolenparken, zeewierboerderijen, duiktoerisme en steeds vaker beschermde natuurgebieden. In die ‘zeeconomie’ krijg je dus ook meer en meer beheertaken waar eigenlijk een soort varende Staatsbosbeheer voor nodig is.”
Het zijn taken die nu veelal blijven liggen of bij verantwoordelijke partijen als de Kustwacht onderaan het overvolle prioriteitenlijstje bungelen. Oesterbanken herstellen. Zeegras aanplanten. Zwerfnetten opruimen. Watermonsters nemen. Oude scheepswrakken inspecteren. En niet in de laatste plaats: patrouilleren tegen illegale visserij. Wietse kent de cijfers. Hoewel wereldwijd ruim tienduizend zeegebieden zijn beschermd, dobbert er maar een handjevol inspectieschepen rond. Een wet zonder handhaving is een dode letter. Niet verwonderlijk dus dat een groot deel van de in Europa verhandelde, vaak geïmporteerde vis een illegale oorsprong kent. “In Nederland is de visserijhandhaving relatief goed geregeld, maar nog steeds vaart er in een beschermd gebied als de Doggersbank geen schip met inspectie- en beheertaken.”
Heftig zeetje
Aangezien overheden zelden budget vrijmaken voor meer blauw op zee, is er een leemte ontstaan waar de Sea Ranger Service maar wat graag in duikt. Dit voorjaar zijn uit ruim 600 aanmeldingen 48 jongeren geselecteerd die vijf weken lang op de proef werden gesteld in een bootcamp onder leiding van marine-veteranen. Ze haalden een duikbrevet en zeildiploma’s, leerden de fijne kneepjes van stormsurvival en RIB-boot varen, werden onderwezen in mariene biologie en marifonie en kregen de nodige psychologische tests voor de kiezen. Aan het eind van de rit werd een zo evenwichtig mogelijk team van twaalf talenten gecherrypickt. “De Noordzee is een heftig zeetje”, weet Wietse. “Er komt ontzettend veel druk op deze mensen te staan. We moesten er van op aan kunnen dat ze elkaar er doorheen gaan slepen wanneer het zwaar wordt op zee.”
De afvallers die de schifting niet overleefden hebben dankzij het intensieve trainingstraject wel zicht op werk in een maritieme sector die zit te springen om vers bloed. De twaalf uitverkorenen zijn inmiddels officieel in dienst en worden deze zomer door weer en wind verder klaargestoomd voor hun loopbaan op de woelige baren. Het is een opvallend leergierig gezelschap dat dwars door alle standen, culturen en opleidingsniveaus snijdt. De een komt van het conservatorium. De ander heeft zijn baan op de Zuidas gedag gezwaaid. Maar de Sea Ranger Service heeft ook een kwart van de plaatsen gereserveerd voor (langdurig) werkloze jongeren. “Wij zijn geen werklozenproject, maar ik geloof wel dat er een enorme kracht van uitgaat als je mensen van verschillende achtergronden bij elkaar zet. Waar kom je in Nederland nou een traject tegen waar jongeren van totaal verschillende niveaus dag in dag uit met elkaar samenwerken?”
Wietse kent zijn klassiekers. “Ik ben een history geek. De Sea Ranger Service is deels gebaseerd op het idee van de Amerikaanse president Roosevelt om tijdens de grote depressie van 1933 het Civilian Conservation Corps op te richten. In negen jaar tijd werden 3 miljoen werkloze jongemannen uit steden gehaald om onder begeleiding van het leger 800 natuurparken aan te leggen.”
Agressie
Zelf droomde Wietse als kleuter al van een toekomst als boswachter. Op zijn achtste wordt hij door de burgemeester van Utrecht als jeugdnatuurwachter geïnstalleerd. “Wilgen knotten, vogels tellen; het was helemaal mijn ding.”
Wat volgt is een cv die uitpuilt van de bijzondere bijbaantjes. Vuilnisman. Buschauffeur. En uiteindelijk een bestaan als vioolbouwer in Engeland. Op de achtergrond blijft zijn liefde voor de natuur echter doorsmeulen. “Het bouwen van violen is nog steeds mijn meditatiemomentje op de zondag. Maar uiteindelijk zat ik voor een hongerloontje in mijn eentje in een atelier. Ik vond dat ik meer in mijn mars had.”
De jonge vioolbouwer gooit het roer om en stapt aan boord bij Sea Shepherd. Drie jaar lang vaart hij mee op campagnes in de Middellandse Zee en Antarctica, waar de milieuactivisten hun roemruchte strijd met Japanse walvisvaarders uitvechten. Eerst als scheepstimmerman, later in de machinekamer. “Ik werd aangetrokken door het feit dat die mensen iets deden aan het onrecht wat dieren vaak ten deel valt. Maar tegelijkertijd had ik helemaal niks met die boosheid, die agressie. Ik vond de aanpak uiteindelijk niet erg structureel.”
Drie dagen nadat hij afscheid heeft genomen van Sea Shepherd, lanceert hij in 2010 zijn eigen milieuorganisatie: The Black Fish. Wederom vindt hij zijn inspiratie in de geschiedenisboeken. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog bereidde Duitsland de invasie van Engeland voor. De Duitsers waren superieur in de lucht, maar de Britse Spitfires kregen hulp van het Royal Observer Corps. In 1600 hutten door heel Engeland tuurden de postbode, kapper en groenteboer het luchtruim af. De Royal Air Force trainde hen hoe ze Duitse vliegtuigen konden herkennen en kon zo de toezichtcapaciteit crowdsourcen. Doordat ze precies kregen doorgespeeld wanneer ze waar moesten zijn, wisten ze met veel minder vliegtuigen toch de overhand te bieden aan de Luftwaffe.”
Op dezelfde leest leert Wietse met The Black Fish een groeiend leger burgerinspecteurs om op vismarkten en in havens de tekenen van illegale drijfnetvisserij, dinamietvisserij, haaienvinnenhandel en andere maritieme misstanden te herkennen. Eigen rechtertje spelen? “Nee, met bewijsmateriaal stappen we altijd naar de overheid”, verzekert hij. “Zie het als attente burgers. Kijk, aan de noordkust van Sicilië zijn dertig plekken waar illegaal vis aan land kan worden gebracht en maar twee visinspecteurs die ook nog eens deeltijd werken. Maar als zij precies weten waar ze moeten zijn, wordt het een ander verhaal.”
Haakje
Voor de kust van Scheveningen blijken echter zeker niet alle zeerangers in opleiding te worden gedreven door een diepgewortelde drang om de blauwvintonijn of vlagzalm van de ondergang te redden. “Eerlijk, dat natuurverhaal speelde bij mijn aanmelding geen rol”, erkent de Rotterdamse Jeseds (23). “Ik was ontslagen in de haven en overwoog te beginnen in de asbestverwijdering toen dit toevallig op mijn pad kwam.”
Ook voor Ward (26) uit Zaandam vormde natuurbehoud niet de voornaamste motivatie. “Ik werd getrokken door het avontuur. En zeilen is hard werken. Ik hou van hard werken. Misschien dat ik na de Sea Ranger Service op een driemaster kan werken. Of boten van rijkelui naar de Cariben kan varen. Die gasten hebben poen, hè.”
Wietse benadrukt dat het hem helemaal niets uitmaakt of zijn aspirant-natuurbeschermers worden gedreven door een groene roeping. “Mensen zijn, zeker in Nederland, enorm van de clubjes. Wie vindt dat de zee beschermd moet worden, gaat op zoek naar mensen die hetzelfde vinden. Ik besef me inmiddels dat dat niet werkt. Als we alle milieuproblemen alleen willen oplossen met gelijkgestemden, gaan we er simpelweg nooit komen.”
Het kwartje viel toen hij na het oprichten van The Black Fish ook de Wildlife Air Service startte: een initiatief om burgerpiloten te betrekken bij zijn speurtocht naar illegale vispraktijken. “Op een klein Brits vliegveldje raakte ik in gesprek met piloot Bob. Direct ging mijn activistenknop aan: ‘het gaat slecht met de zee, de tonijn wordt bedreigd, we moeten in actie komen!’ Totdat ik in zijn ogen zag dat het Bob helemaal geen zak interesseerde. Maar toen hij later vertelde over zijn vliegtuig, zag ik ineens de passie. ‘Bob, zou je voor ons willen vliegen?’ Natuurlijk wilde hij dat!”
Hij glundert. “Kijk, dat is de kern van onze aanpak. Het heeft geen zin om mensen maar te blijven proberen overtuigen van de noodzaak van natuurbescherming, wat vrijwel alle andere organisaties doen. Dat boeit de meesten helemaal niet; het staat te ver van hun bed. Waar het om gaat is dat je ze aanspreekt op hun passie, hun intrinsieke motivatie, hun capaciteiten, en zo het haakje vindt om ze alsnog voor de strijd te winnen. Dan is de vraag ineens: ‘zou je het leuk vinden om te doen wat je leuk vindt om te doen?’ Wie kan daar nou nee op zeggen?”
Uitgelachen
En dus schaaft hij inmiddels al bijna drie jaar meer dan 80 uur per week aan het meest veelbelovende deel van zijn drietrapsraket. De activist is een sociaal entrepreneur geworden. Jasje, dasje, onberispelijk overhemd. Een lichtend voorbeeld van de natuurbeschermer nieuwe stijl. Geen barricades, maar bruggen bouwen. Geen wervingscampagnes maar achterkamertjes. Geen hand ophouden maar jezelf bedruipen. “We zijn keihard commercieel”, zegt hij. “De overheid en andere partijen zullen gewoon moeten gaan betalen voor onze diensten.”
In deze opstartfase drijft de Sea Ranger Service echter nog grotendeels op fondsen. Het project kon van start dankzij 50.000 euro van de Future For Nature Awards en een dito donatie die Doug Tompkins – The North Face oprichter en een goede vriend – vlak voor zijn dood toezegde. “Mijn werk is nu nog voornamelijk lullen voor spullen”, geeft Wietse toe. “Met natuurbeschermers zit ik zelden nog om tafel. Wel met bedrijven, bankiers, advocaten, accountants, notarissen, lobbyisten en verzekeraars. Ik zet gewoon overal mijn voet tussen de deur.”
Let wel: hij krijgt daarbij geregeld de deur weer op de neus. “Ik moet een hoop slikken. Als ik begin over duurzaamheid word ik door havenbonzen vaak letterlijk in mijn gezicht uitgelachen. Bovendien vallen we vaak buiten de boot: sociale fondsen zeggen geen natuurprojecten te ondersteunen en natuurfondsen geen sociaal werk.” Toch wist hij al een klein miljoen in de wacht te slepen van partijen die tot voorheen zelden blijk gaven van een hart voor natuurbehoud. Hoe? Simpelweg omdat ze wel warmlopen voor het aanpakken van jeugdwerkloosheid (Randstad), re-integreren van veteranen (Defensie) of het innoveren van de scheepsbouw (de Rotterdamse haven).
Want ook dat laatste is een speerpunt, onderstreept Wietse. Hij wil bewijzen dat taken waarvoor je normaliter een motorboot zou verwachten ook prima met een zeilboot kunnen worden ondernomen. Bovendien weigert hij de bouw uit handen te geven en wordt het 23 meter lange patrouilleschip gesmeed volgens de principes van de circulaire economie. Een uitdaging? Zeg maar gerust monsterklus. “Mensen zeggen dat we helemaal gek zijn.”
De vioolbouwer in Wietse deinst echter niet terug voor een flink karwei. “Als ik jou een blok hout geef met de opdracht er een cello van te maken, zakt de moed je waarschijnlijk in de schoenen. Maar wanneer je die taak rustig opdeelt in onderdelen, eerst grof gaat snijden, dan steeds meer gaat bijschaven en verfijnen, en ondertussen het grote plaatje in de gaten houdt, dan lukt het gewoon. Voor de Sea Ranger Service zie ik dat precies zo.”
Buitenland
Eind augustus zit de training erop en moeten de kadetten het ruime sop kiezen. Hoewel het schip nog allerminst is afgebouwd en er nog geen betaalde opdrachten voor de komende jaren zijn beklonken, houdt het vertrouwen van de ongeneeslijke optimist de wind in de zeilen. Geef hem eens ongelijk. Wereldleiders als Prince Charles en John Kerry staan in de rij om Wietse aan zijn jasje te trekken en met acht overheden lopen er al gesprekken op kabinetsniveau om het concept ook in het buitenland uit te rollen. Potentie genoeg dus. “Landen als Chili en Indonesië hebben een gigantische kustlijn. Canada heeft enorme binnenmeren waar het moeilijk is om toezicht te creëren. ‘Er is één probleem’, zeg ik dan. ‘We kunnen alleen bij je werken als er hoge jeugdwerkloosheid is.’ Nou, dan ben je helemaal welkom.”
Hoe groot zijn project zal worden als hij in zijn glazen bol kijkt? Wietse kan er enkel naar gissen. “We zijn volop aan het pionieren.” De plannen voor een tweede bootcamp, volgend jaar, zijn in ieder geval gesmeed. Tegelijkertijd filosofeert hij stiekem over de mogelijkheid om ooit ook binnen de conservatieve, vervuilende luchtvaartsector een vergelijkbare golf van verandering teweeg te brengen en zijn inspanningen voor een gezonde zee zo ook vanuit de lucht kracht bij te zetten. Want begrijp hem niet verkeerd, onderstreept hij tenslotte: we zijn niet aan het winnen. “Er zijn allerlei gave initiatieven op het gebied van natuurbehoud, maar het gaat echt heel slecht met de zee. Er wordt enorm veel geld uitgegeven aan wetenschappelijk onderzoek naar onze oceanen, maar de vraag is wanneer we nou eindelijk eens wat gaan doen. Als je het mij vraagt is het nu zover.”